Vogels

Vogels zijn dieren met twee poten en twee vleugels, waarvan het lichaam bedekt is met veren. Het hebben van veren is heel uniek. Op aarde hebben alleen vogels veren.

In het gebiedje waar onze picknicktafel staat kun je verschillende soorten vogels tegenkomen. Je zou er roofvogels en zangvogels kunnen zien, maar het vaakste zal je hier watervogels tegenkomen. Dit zijn de vogels die zich het liefst ophouden in en om het water. Sommige van deze soorten zijn ook echte zwemmers, denk bijvoorbeeld maar aan eenden en futen. Andere soorten zwemmen niet maar zijn wel afhankelijk van water en moeras, denk bijvoorbeeld maar aan reigers. Vogels bouwen nesten en leggen daarin eitjes waar uiteindelijk de jonge vogeltjes uit komen. Waar de vogels het meest van de tijd verblijven en waar deze hun jongen krijgen, kan soms letterlijk een wereld van verschil zijn. Zo zijn er bijvoorbeeld vogels die alleen in de zomer in Nederland zijn om hier te broeden. De rest van de tijd wonen ze bijvoorbeeld helemaal in Afrika. Andersom heb je ook vogels die ergens anders broeden, maar de rest van de tijd in Nederland wonen, zoals sommige ganzen.

Hieronder vind je informatie over verschillende vogelsoorten die je hier tegen zou kunnen komen.

Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus)

Broedperiode: eind april – begin juni

De rietzanger is een vogeltje die, zoals de naam al zegt, graag tussen het riet zit. De vogel is geelbruin van kleur. Boven zijn oog heeft hij een opvallende lange en lichte streep, een soort wenkbrauw. Het vogeltje is bovenop zijn kop wat donkerder van kleur en heeft ook een donker gestreepte rug. Wanneer de rietzanger vliegt, kun je goed zien dat zijn stuit (het plekje vlak bij het begin van zijn staart) de kleur van kaneel heeft. Jonge dieren hebben vaak wat donkere vlekjes op de borst. De rietzanger kan veel vogelgeluiden nadoen, maar is te herkennen aan het krassende geluid tijdens het fluiten. In mei fluit het vogeltje de hele dag door. Klik maar eens op het plaatje van de zingende vogel.

De rietzanger broedt één of twee keer in het jaar. Het nest wordt dan laag in het riet gemaakt, maar niet op de grond. Per keer leggen ze meestal 4 tot 7 eieren. Deze eieren komen na ongeveer 2 weken uit. Vervolgens blijven ze nog 10 tot 13 dagen op het nest. Rietzangers eten insecten, spinnen, wormen en slakjes, maar soms ook zaden.

Verspreiding

De rietzanger leeft graag in dichte vegetatie in de buurt van water. Denk hierbij aan moerasgebieden met riet en sloten met een brede strook riet. De rietzanger trekt in het najaar richting Afrika, ten zuiden van de Sahara, om daar te overwinteren. Rond maart/april trekt hij weer naar Nederland, vooral in het Westen en Noorden van het land. Klik maar op het kaartje, om te zien waar de rietzanger pas nog is gezien.

Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus)

Broedperiode: april – oktober

Deze soort is een heel onopvallende vogel. ze zijn helemaal bruin van boven en vuilwit van onderen. Ze hebben verder geen bijzondere kenmerken en het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit. Het mannetje zingt in het voorjaar om aan andere mannetjes te laten weten dat dit zijn territorium is en om vrouwtjes te versieren. Als je de vogel hoort zingen, kan je hem goed herkennen. Met een beetje fantasie hoor je dat hij een deel van zijn eigen naam zegt, krr-krr-krr-kiet-kiet-kiet. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je het geluid van de kleine karekiet horen. 

Het vrouwtje bouwt voornamelijk aan het nest. Ze weeft een diep komvormig nest tussen rietstengels, hier legt ze vier eitjes in. Het broeden duurt ongeveer twee weken, waarna de jongen ook nog ongeveer twee weken op het nest zitten. Daarna worden ze ook nog een poosje door de ouders gevoerd. Ze eten vooral insecten en zijn niet kieskeurig. Het nest van de kleine karekiet is één van de meest gebruikte nesten, waar de koekoek haar ei in legt. Het koekoeksjong komt als eerst uit het ei, daarna zorgt hij dat de andere eieren of jongen uit het nest vallen. Zo krijgt het koekoeksjong al het voedsel voor zichzelf. De ouders behandelen het koekoeksjong als hun eigen jong, ook al is hij uiteindelijk veel groter dan zijzelf.

Verspreiding

De kleine karekiet overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara en komt in de zomer naar Nederland om te broeden. De kleine karekiet leeft vooral in rietmoerassen en rietkragen in het Westen en Noorden van het land. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog zijn gezien.

IJsvogel (Alcedo atthis)

Broedperiode: februari – juni

De ijsvogel is een opvallende, haast tropische verschijning met zijn felle kleuren. Licht- en felblauw aan de bovenzijde, de vleugels en de kop weer iets donkerder blauw en een oranje buik. Het mannetje en vrouwtje zien er bijna hetzelfde uit. IJsvogels zingen niet echt, maar maken een heel kenmerkende geluid, een scherp en hoog fluitend roepje. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je de roep van de ijsvogel horen.

De ijsvogel broedt in oeverwanden. Ze graven een gang in de oever en aan het einde maken ze een nestje. Ze beginnen al vroeg in het seizoen met broeden, al vanaf februari. Ze hebben meerdere keren per jaar een nestje met gemiddeld 6 tot 7 eieren. Bij ijsvogels broeden het mannetje en het vrouwtje om de beurt eieren uit. Dit duurt ongeveer 3 weken, daarna zijn de jongen nog 3 tot 4 weken in het nest.

IJsvogels eten vooral vis, maar ook insecten die in het water leven. Ze zitten veel in takken die over het water hangen, om in het water naar hun eten te speuren. Zien ze iets, dan duiken ze met een korte snelle vlucht het water in. Na de duik komen ze vaak weer naar dezelfde tak terug. Als ze iets gevangen hebben, slaan ze dit dood tegen het takje om het daarna door te slikken.

Verspreiding

De ijsvogel kun je het hele jaar door in Nederland vinden. Ze leven vooral bij zoet stromend water, bijvoorbeeld beken en rivieren. Dit komt, omdat ze vis en soms andere waterdieren eten die ze uit het water vangen. Als het in de winter vriest, gaan er vaak veel vogels dood. Dit komt doordat ze dan niet goed kunnen vissen. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Wilde eend (Anas platyrhynchos)

Broedperiode: februari - augustus

Bij de wilde eend is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes makkelijk te zien. Het mannetje, ook wel de woerd genoemd, heeft een donkergroene kop met een smalle witte band rondom de hals. Zijn snavel is groengeel van kleur en hij heeft een paarsbruine borst. Kenmerkend voor deze soort is dat het mannetje gekrulde staartveren heeft. Het vrouwtje is bruin van kleur met zwarte strepen en vlekken. Haar snavel is geelbruin of oranjeachtig. Het geluid van het vrouwtje is een luid gekwaak, luister maar eens bij het plaatje van de zingende vogel. Het mannetje maakt zachtere geluiden zoals ‘kwek’ of ‘rèhb’.

In de winter zoeken de wilde eenden een partner. Mannetjes kunnen hierbij andere mannetjes proberen te verdrinken om zo het vrouwtje te krijgen. De broedperiode van de wilde eend begint al vroeg in februari. Er wordt een nest gemaakt van mos, takjes en donsveertjes. De wilde eend nestelt niet alleen onder struiken of tussen planten, maar soms ook in boomholtes. Het uitbroeden van eieren gebeurt zo’n 2 of 3 keer in het jaar en duurt zo’n 3 tot 4 weken. Het aantal eieren kan heel erg verschillen, maar is meestal tussen de 7 en 11 eieren. Als de eieren zijn uitgekomen, verlaten de jongen direct het nest. De wilde eend heeft een afwisselend menu. In het voorjaar en in de winter eet het dier vooral groene plantendelen en zaden en zomers juist meer kleine waterdiertjes.

Verspreiding

De wilde eend vind je door heel Nederland in voedselrijk water. Dit kunnen sloten, kanalen, meren, rivieren en vennen zijn. Het water moet niet dieper zijn dan 1 meter, want anders kunnen ze niet bij hun eten. Het aantal wilde eenden neemt de afgelopen jaren af, maar het is niet duidelijk waar dit aan ligt. Wanneer je op de kaart klikt kun je bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Soepgans (Anser anser forma domestica)

Broedperiode: half februari – eind juni

De soepgans, ook wel boerengans of parkgans genoemd, komt van nature helemaal niet in Nederland in het wild voor. Soepganzen zijn in Nederland in het wild gekomen, doordat ze lang geleden zijn ontsnapt of losgelaten. Vroeger hielden mensen deze ganzen voor de eieren, het vlees en het dons. De soepgans kan verschillende kleuren hebben: van helemaal wit tot grijsbruin, met oranje poten en snavel. Wanneer de gans grijsbruin is lijkt hij heel erg op een andere ganzensoort, namelijk de grauwe gans. Dit komt doordat de soepgans vaak een grauwe gans als partner uitzoekt. Ook kan de soepgans anders ganzensoorten als partner uitkiezen. Op graslanden en akkers waar nog resten van de oogst liggen verzamelen ze hun voedsel. Ze lopen dan vaak naast elkaar.

Ze broeden graag in moerasgebieden, graslanden, bosvijvers, maar ook in de stad. Ze maken een nest op de grond dat wordt vaak verstopt onder struikgewas. Op veilige plekken broeden deze ganzen vaak samen met andere ganzensoorten. Wanneer je ergens een wakende soepgans ziet, is de kans groot dat het vrouwtje op het nest zit. De broedperiode is in april tot mei/juni, in vergelijking met de grauwe gans, beginnen soepganzen een week later met broeden. Ook leggen ze gemiddeld iets meer eieren, tussen de 4 en 8. Het aantal jongen dat succesvol groot wordt, is juist lager dan bij de grauwe gans.

Verspreiding

Sinds 1998-2000 wordt in Nederland bijgehouden waar de soepganzen voorkomen. De soepgans is vooral in waterrijke gebieden en stedelijke gebieden te vinden. Klik maar eens op het kaartje om te zien, waar deze soort de laatste keer is gezien.

Blauwe reiger (Ardea cinerea)

Broedperiode: februari – juli

De blauwe reiger is niet moeilijk om te herkennen. Ze zijn tussen de 80 en 100 cm groot en staan hoog op hun poten. Ze hebben een lange nek en een lange spitse snavel. De kleur is meer grijs dan blauw, met een lichtere grijze nek en een witte kop met een zwarte streep. Het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit. Reigers hebben geen echte zang, maar ze hebben wel een roep als ze rondvliegen. Deze roep wordt ook gebruikt in de baltsperiode bij het nest.

De blauwe reiger maakt een nest in bomen, vaak in een grote groep, een kolonie. De voorkeur gaat uit naar plekken waar rovers moeilijk bijkomen, daarom zijn bomen op eilandjes erg favoriet. Het vrouwtje bouwt het nest van takken die het mannetje komt brengen. Al vroeg in het seizoen begint het vrouwtje met broeden, vanaf februari. Ze hebben 1 nest per jaar, met 4 tot 6 eieren. Ze broeden in ongeveer 3 tot 4 weken de eieren uit. Na ongeveer 6 weken kunnen de jongen al vliegen. Ze blijven vaak nog wel 10 tot 20 dagen op of bij het nest in de buurt.

De blauwe reiger eet vooral vis, maar ze eten eigenlijk alles wat ze in ondiep water kunnen vinden. Ook eten ze wel mollen en muizen. Ze vangen deze dieren door heel stil te blijven staan wachten tot deze vlakbij zijn, om ze dan in een snelle beweging met hun snavel te pakken.

Verspreiding

De blauwe reiger kun je het hele jaar door in Nederland vinden, maar een deel van de dieren trekt wel weg naar het zuiden. Het deel dat hier blijft, trekt in de winter rond op zoek naar plekken met voldoende voedsel. Tijdens een periode van stevige langdurige vorst, waarbij het meeste water bevroren is, kunnen deze reigers uiteindelijk sterven. Je ziet de blauwe reiger overal waar ondiep water is. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Kuifeend (Aythya fuligula)

Broedperiode: mei - september

De naam van deze eend zegt het al, ze hebben een kuif. De man heeft een lange zwarte kuif en zijn hele lichaam is voor een groot deel bedekt met zwarte veren. De veren aan de zijkant van zijn lichaam zijn wit. Het vrouwtje heeft ook een kuif, maar deze is minder lang en alle veren zijn bruin. Ze hebben een korte en brede lichtblauwe snavel met een zwart puntje. De iris is opvallend geel tussen de donkere veren. Het geluid van de kuifeend kun je beluisteren door op het plaatje van de zingende vogel te klikken. Wanneer je een geluid hoort als ‘wip wiewiewuuwuup’ probeert het mannetje een vrouwtje te lokken. Hij maakt hierbij hoge fluitende, trillende en gorgelende geluiden. Het vrouwtje heeft een knorrende roep wat klinkt als ‘karr karr karr’.

De kuifeend begint vanaf mei met broeden en is dan vooral in sloten, voedselarme meren en langs de kust te vinden. Net als andere watervogels wordt het nest gebouwd tussen de oeverplanten. Per broedseizoen wordt één keer ongeveer 8 tot 11 eieren gelegd. De eieren zijn groengrijs van kleur. Wanneer je meer dan 14 eieren in een nest vindt, kan het zo zijn dat een ander vrouwtje haar eieren erbij heeft gelegd. Het duurt 23 tot 28 dagen voordat het vrouwtje de eieren heeft uitgebroed. De kuifeend eet van alles en nog wat, dit betekent dat deze soort een omnivoor is. Op het menu staan voornamelijk schelpdieren. Ook kleine waterdiertjes, waterplanten en zaden worden opgegeten. Om voedsel te verzamelen zie je deze eend vaak naar beneden duiken.  

Verspreiding

De kuifeend kun je vooral tegenkomen in natte natuurgebieden, zoals in weidegebieden met veel sloten. In de winter zijn de vogels vaak in grote groepen te vinden op wateren die niet bevriezen. Deze soort kom je ook steeds vaker tegen in vijvers in de stad, want de aantallen vogels neemt de laatste jaren toe. Wanneer je op het kaartje klikt, kun je ontdekken waar ze als laatste in Nederland zijn gezien.

Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Broedperiode: april-mei

De kokmeeuw is een slanke meeuw die je in de zomer makkelijk kunt herkennen aan zijn bruine kop. In de winter wordt het bruin op zijn kop minder en blijven er alleen nog bruine vlekken op zijn oren achter. Het lijkt dan een beetje of de vogel een koptelefoon op heeft. De kokmeeuw maakt een erg luid en schel geluid met een kenmerkende ‘r’ erin. Voorbeelden van geluiden zijn ‘krriearr’, ‘kek’ of een trillend ‘kie-kekkekkek’.

De kokmeeuw broedt graag in grote groepen met zijn soortgenoten. Soms zijn deze kolonies wel duizenden broedparen groot. Het mannetje en vrouwtje blijven hun hele leven lang bij elkaar. Ze leggen één keer in het jaar 2 of 3 eieren. Het broeden duurt ongeveer 22 tot 26 dagen. Ze zoeken graag hun voedsel op akkers, op het wad en in steden. Daar eten ze wormen, vis, insecten, slakjes en schaaldieren, maar ook voedselresten van de mens. Andere vogels moeten goed opletten als de kokmeeuw in de buurt is, want de kokmeeuw steelt ook wel eens voedsel van anderen.

Verspreiding

De kokmeeuw is het hele jaar door te vinden in Nederland. Tijdens de broedperiode vind je de kokmeeuw in het binnenland bij meren, vennen en graslanden en vlak bij de kust in slik- en kweldergebied. Klik maar eens op het kaartje, om te zien waar de kokmeeuw als laatst gezien is. 

Knobbelzwaan (Cygnus olor)

Broedperiode: maart - mei

De knobbelzwaan is de grootste watervogel van Nederland. Wanneer de knobbelzwaan zijn vleugels spreidt heeft het dier een spanwijdte van bijna 2,5 meter. Het verenkleed is wit en het dier heeft een oranjerode snavel. De poten zijn zwart. De hals heeft altijd een sierlijke S-vorm. Aan het begin van de snavel zit een knobbel die bij mannetjes meestal groter is dan bij vrouwtjes. De knobbelzwaan hoor je niet vaak geluid maken, maar zodra ze jongen hebben “praten” ze veel met elkaar. De vogel heeft een knorrende roep en wanneer het dier vliegt, maken de vleugels een fluitend geluid ‘vao voa voa’.

Wanneer knobbelzwanen drie of vier jaar oud zijn zoeken ze een partner, dat doen ze in grote groepen in grote wateren, zoals het Lauwersmeer. Knobbelzwanen blijven vrijwel hun hele leven bij dezelfde partner. Eén keer in het jaar leggen ze eieren. Ze maken een nest van takken, riet en ander plantaardig materiaal. Vaak bestaat een nest uit 5 tot 7 eieren die grijsgroen van kleur zijn. Wanneer je te dicht bij het nest komt, zal het mannetje zich groot maken en sissend op je afkomen. De jongen die uit het ei komen kunnen wit of grijs zijn en liften af en toe mee op de rug van een ouder. Het dieet van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten, waterdiertjes en gras.

Verspreiding

De knobbelzwaan kun je vinden in zoete wateren die niet te diep zijn. Ze komen vooral voor in sloten met veel waterplanten in weidegebied. Zo kunnen ze in het water en op het land voldoende voedsel vinden. Wanneer het in de winter echt koud wordt, vertrekken ze bijvoorbeeld naar Frankrijk. Klik op het kaartje om te zien waar de knobbelzwanen voor het laatst in Nederland zijn gezien.

Meerkoet (Fulica atra)

Broedperiode: maart - juli

De meerkoet heeft een breedgebouwd lichaam met een korte staart en een kleine, ronde kop. Zijn lichaam is helemaal zwart, behalve zijn witte snavel en vlek op zijn voorhoofd die daardoor heel erg opvallen. Volwassen vogels hebben een rode iris. Deze vogel heeft niet zoals de meeste eenden zwemvliezen, maar elke teen heeft zijn eigen zwemvlies. Dit worden gelobde tenen genoemd. Tijdens het zwemmen knikt het dier met zijn kop. Wanneer de meerkoet uit het water wil vliegen, heeft hij een lange aanloop nodig en daar komt veel gespetter bij kijken. De meerkoet heeft meerdere geluiden waar je hem aan kunt herkennen, klik maar eens op het plaatje van de zingende vogel. Het geluid ‘koet’ wordt vaak herhaald en een scherpe ‘piets’ is ook een bekend geluid. Als ze hun territorium verdedigen, hoor je vaak ‘pe-pe-au’.

Tijdens het broedseizoen maken meerkoeten een nest van riet en wortels. Als er veel afval in het water ligt, gebruiken ze dat ook voor het nest. De nesten worden op verschillende plekken gemaakt. Soms ligt het nest verstopt in de planten langs de oever, maar vaak drijft het nest in het midden van het water. Zodra de meerkoeten een nest hebben, verdedigen zij hun plekje fel en zwemmen ze dreigend achter elke indringer aan. In een nestje van meerkoeten liggen 6 tot 10 eieren en dit gebeurt twee of drie keer in het broedseizoen. Het duurt tussen de 21 en 25 dagen voordat de eieren uitkomen. De jongen verlaten dan meteen het nest. In het begin zullen ze nog gevoerd worden door de ouders, maar later zullen ze zelf opzoek gaan naar slakjes en visjes. Wanneer ze volwassen zijn eten ze voornamelijk waterplanten en gras. Meerkoeten kunnen niet lang onder water blijven, wanneer ze naar hun voedsel duiken. Er zit namelijk veel lucht tussen hun veren, waardoor ze snel weer als een dobber boven komen drijven. 

Verspreiding

Deze watervogel kun je het hele jaar door in Nederland vinden. Overal waar zoet water is en met oeverplanten. In de winter zie je ze vaak in grote groepen bij elkaar in weilanden en water dat niet bevriest. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Waterhoen (Gallinula chloropus)

Broedperiode: maart - augustus

Het waterhoen heeft donkere veren op de rug en met wat witte vlekken langs de zijkanten op de buik zijn de veren donkerblauw. De vogel heeft een vrij lange staart die aan de onderkant opvallend wit is met een zwarte streep in het midden. Dit kun je goed zien tijdens het lopen of zwemmen, omdat het waterhoen zijn staart dan omhooghoudt. Jonge waterhoentjes houden deze witte veren goed in de gaten, zodat ze makkelijk een ouder kunnen volgen. Waterhoentjes hebben hele lange, groene poten met lange tenen, hiermee kan de vogel goed over drijvende waterplanten lopen. Ook valt hun rode snavel, die doorloopt in een rode vlek, goed op. Het uiteinde van de snavel is geel gekleurd. Jonge dieren hebben deze rode snavel nog niet. Tijdens het zwemmen maakt het diertje schokkende bewegingen met zijn kop, het lijkt wat op de bewegingen van een kip. Het waterhoen wordt daarom ook wel waterkippetje genoemd. Als je wilt weten hoe een waterhoen klinkt, kun je op de zingende vogel klikken. Ze maken heel veel verschillende geluiden, zoals ‘kjuurk’, ‘ki-kek’, ‘poerrr’ en ‘krek-krek-krek’.

Het waterhoen maakt een nest van waterplanten in de vorm van een kom wat goed wordt verstopt in de planten langs de oever. Per keer legt het waterhoen ongeveer 5 tot 9 eieren en dat kan wel 3 keer in het jaar gebeuren. Wanneer je een nest vindt met meer dan 11 eieren, heeft een ander vrouwtje haar eieren stiekem erbij gelegd. Dit noem je een dumpnest. Na ongeveer 3 weken komen de eieren uit en de jongen verlaten dan meteen het nest. Ze worden dan nog wel enkele weken gevoed door de ouders.

Verspreiding

Het waterhoen blijft het hele jaar door in Nederland. In de winter kun je ze vooral vinden op plekken waar genoeg voedsel is. Ze eten voornamelijk grassen, waterplanten, spinnen, insecten, kikkervisjes en heel af en toe eieren van andere vogels. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Scholekster (Heamatopus ostralegus)

Broedperiode: april – september

De scholekster kun je heel snel herkennen. Het is een beetje een dikkere, zwart-witte vogel met lange roze poten en een opvallende lange oranje-rode snavel. De bovenkant is vooral zwart en de onderkant vooral wit. Als ze vliegen zie je een opvallende witte streep op de verder zwarte vleugels. Het mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. Het geluid dat scholeksters maken is luid, hoog en hoor je van een grote afstand. Ze maken dit geluid niet alleen om hun territorium aan te geven, maar ook als er gevaar dreigt of als ze rondvliegen. Het luidde ‘tepiet tepiet’ is dan goed te horen. Dit heeft ze ook wel de bijnaam “bonte pieten” of “pieten” bezorgd. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je deze geluiden horen.

Waar de scholekster vroeger ook in het agrarisch land broedde, zie je nu dat ze zich meer en meer verplaatsen naar de grinddaken in dorpen en steden. Daarnaast broeden ze ook nog veel langs de kust en op de Waddeneilanden. Scholeksters broeden op de grond, of dus op een plat dak met grint, en maken daar een kuiltje in de grond als nest. Ze bekleden dit nest maar met een paar schelpjes, steentjes of wat stro. Het vrouwtje heeft 1 nestje per jaar met 3 tot 4 eieren. Na bijna 4 weken broeden komen de eitjes uit. De jongen kunnen meteen het nest verlaten. Dit wordt met een mooi woord nestvlieders genoemd. Wel worden de jongen van scholeksters lang gevoerd door hun ouders. Na ongeveer 5 weken kunnen de jonge dieren al vliegen. In het binnenland eten scholeksters vooral wormen, maar ook emelten en andere insecten. Langs de kust eten ze vooral schelpdieren, maar ook wormen, garnalen en krabben.

Verspreiding

De scholekster trekt niet echt weg, maar overwintert vooral in het Waddengebied en Zeeland. Vroeger kwamen ze vooral langs de kust en op de Waddeneilanden voor, nu leven ze ook in natuurgebieden, agrarisch gebied en bij bebouwing. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog zijn gezien.

Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Broedperiode: eind april - juli

De zilvermeeuw lijkt erg op de stormmeeuw. De zilvermeeuw heeft felgele ogen, terwijl de stormmeeuw een donker oog heeft. Bij de zilvermeeuw zijn de poten roze en bij de stormmeeuw geel. De snavel van de zilvermeeuw is grotere en dikker dan bij de stormmeeuw. Verder heeft de vogel een grijze rug en vleugels met zwarte punten. De kop, buik en staart zijn wit. Een jonge zilvermeeuw, een juveniele, is helemaal grijsbruin van kleur. De zilvermeeuw kan veel verschillende geluiden maken, maar zijn gewone roep klinkt als ‘kyow’.

De zilvermeeuw broedt één keer in het jaar en legt dan 2 tot 3 eieren. Het vrouwtje broed de eieren in ongeveer 25 tot 33 dagen uit en na ongeveer 5 tot 6 weken verlaten ze het nest. Ze bouwen hun naast vaak in kustgebieden, maar tegenwoordig ook wel in de stad. De zilvermeeuw eet bijna alles wat eetbaar is. Ze zoeken hun eten langs de kust, op zee bij vissersboten, bij vuilnisbelten of op geploegde akkers, maar ook in de stad op markten. Denk hierbij aan wormen, vis, schelpdieren, eieren, jonge vogeltjes, maar ook menselijke etensresten. Verder is het ook nog eens een hele slimme vogel, want om schelpen open te breken, laten ze deze vanuit de lucht op de grond vallen.

Verspreiding

In Nederland kun je deze vogel het hele jaar door vinden. Ook komt het dier op vele plekken voor zoals bij de kust, in de duinen, op kwelders, in weilanden, rond rivieren en meren en in de stad. Wanneer je op het kaartje klikt, kun je zien waar de zilvermeeuw in Nederland voor het laatst gezien is.

Stormmeeuw (Larus canus)

Broedperiode: eind april – begin juni

De stormmeeuw lijkt op de zilvermeeuw. De stormmeeuw herken je aan zijn donkere ogen, geelgroene poten en een kleine gele snavel (zonder rode vlek). De veren op zijn kop en buik zijn wit en de veren op zijn rug en vleugels zijn blauwgrijs. De vogels die nog niet volwassen zijn, de juvenielen, zijn bruin gevlekt op de rug en op de kop. Het geluid wat de stormmeeuw maakt is hoog en schel en klinkt als ‘kiii-ja’. Soms maken ze ook een keffend geluid.

De stormmeeuwen broeden vaak bij hun soortgenoten in grote kolonies. Eén keer per jaar bouwen ze een nest waar vaak 3 eieren in gelegd worden. Hiervoor worden materialen als plantendelen, zand, kiezels of modder gebruikt. Beide ouders zitten om de beurt op het nest om de eieren uit te broeden. Na 24 of 25 dagen kruipen de jongen uit hun ei en ongeveer 5 weken later verlaten ze het nest. Het dieet van de stormmeeuw is zeer uitgebreid. Denk hierbij aan regenwormen, insecten, mieren, schelpdieren, vis, garnalen en zelfs kleine vogels en zoogdieren.

Verspreiding

Je kunt de stormmeeuw langs de kust vinden, maar ook in het binnenland in de buurt van water. In de winter blijft de vogel in ons land en is dan vaak in weilanden te vinden. Buiten de winter komt de vogel ook veel voor op het strand, in de duinen, op kwelders en op gebouwen. Wanneer je op het kaartje klikt, kun je zien waar de stormmeeuw in Nederland pas nog gezien is.

Krakeend (Mareca strepera)

Broedperiode: mei - juni

Bij de krakeend zijn de verschillende tussen mannetjes en vrouwtjes duidelijk te zien. Het mannetje heeft donkergrijze veren op de rug en zijkanten, maar zwarte veren in zijn staart. Zijn kop is bruin en snavel donkergrijs. Zijn poten zijn oranjegeel van kleur. Het vrouwtje van de krakeend lijkt heel erg op het vrouwtje van de wilde eend. Het vrouwtje van de krakeend heeft duidelijk twee kleuren in haar snavel, waarvan de bovenkant zwart is en de zijkant oranje. Bij het vrouwtje van de wilde eend is de overgang van oranje naar zwart niet zo duidelijk. Ook heeft de krakeend een witte vlek op de vleugel. Bij de wilde eend is deze vlek paarsblauw. Vrouwtjes maken snaterende geluiden, zoals een wilde eend. Mannetjes maken hoge fiep-geluidjes met af en toe een kort gekwaak als ‘è’. 

De broedperiode bij de krakeend begint in mei. Het nest bouwen ze op de grond en is vaak goed verstopt tussen gras en bladeren. In een nest worden ongeveer 8 tot 12 eieren gelegd. Soms liggen er meer eieren in het nest, maar dit kan komen doordat een ander vrouwtje haar eieren erbij heeft gelegd. De eieren zijn bleekroze van kleur, soms grijsgroen. Het uitbroeden van de eieren duurt ongeveer 24 tot 26 dagen. Als de jongen uit het ei komen, verlaten ze direct het nest. Krakeenden eten vooral bladeren, stengels en zaden. Ook eten ze af en toe insecten en weekdieren, vooral in de wintermaanden.

Verspreiding

De krakeend kwam vroeger niet zoveel voor in Nederland. Zo waren er in 1973-1977 tussen de 500 tot 800 broedparen, maar sindsdien is dit aantal flink gegroeid. In 2013-2015 waren er al tussen de 21.000 en 26.000 broedparen. Ze houden van open gebieden met zoetwater en genoeg ruige oevervegetatie. Je komt ze ook steeds vaker in stadsvijvers tegen. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de krakeend in Nederland voor het laatst is gezien.

Aalscholver (Phalacrocorax carbo)

Broedperiode: december - juni

Het verenkleed van de aalscholver lijkt zwart, maar als de zon erop schijnt, kun je zien dat er een groenige glans overheen zit. Dit kan je goed zien als de dieren zitten te drogen en ze hun vleugels mooi hebben geopend. De vogel heeft een lange en dikke hals. De snavel is stevig en heeft een haakje aan het uiteinde. In het voorjaar, wanneer het broedseizoen begint, veranderen de vogels van kleur. De wangen en de dijen veranderen van zwart naar wit. Verder krijgen ze een zilverwitte kleur boven op hun kop en nek. Daarnaast krijgt hun keel een gele kleur. De geluiden van de aalscholver, zijn veel te horen in het broedseizoen. De vogel maakt verschillende diepe keelklanken. Een voorbeeld van een roep van een volwassen dier is ‘rraaaahhh’. Jonge dieren kokken en kekkeren.

De broedperiode van de aalscholvers begint vroeg in het seizoen, vaak al in december. Aalscholvers maken hun nest op richels van rotsen of in bomen langs de kust of aan meren. Ze maken hun nest van zeewier, riet of dunne takken. De boom waar ze in wonen sterft vaak af, door de grote hoeveelheid poep. Gemiddeld leggen ze 3 tot 4 eieren in het nest. Deze komen na 27 tot 31 dagen uit. In april gaan ze vaak nog een keer broeden, maar meestal leggen ze dan minder eieren. Op het menu van de aalscholver staan vooral vissoorten die in grotere aantallen voorkomen. Denk hierbij aan de baars, blankvoorn, brasem, pos en spiering. In grote meren wordt vaak in grote groepen gejaagd.

Verspreiding

In Nederland kun je de aalscholver vaak vinden bij diepe en wat grotere wateren. Ze rusten vaak met soortgenoten op zandbanken, in bomen of op palen. Je ziet ze dan vaak zitten met hun vleugels gespreid, zodat het verenkleed goed kan drogen. Wanneer je op het kaartje klikt, kun je zien waar deze soort pas nog is geweest.

Fuut (Podiceps cristatus)

Broedperiode: maart - oktober

De fuut is in de zomer te herkennen aan zijn deels witte kop met daarachter een bruinrode krans die aan de uiteinden zwart kleurt. Op zijn kop heeft de vogel zwarte pluimen. De rug is bruin en de buik is wit. De ogen zijn felrood gekleurd. Het mannetje en het vrouwtje zien er precies hetzelfde uit. De jongen lijken wel een beetje op zebra’s, ze zijn zwart met wit gestreept. In de winter zijn er veel meer witte veren op de kop en hals te zien. De bruinrode krans is dan verdwenen. Ondanks dat het een echte watervogel is hebben ze geen zwemvliezen. De fuut kan niet heel goed op het land lopen. Ze raken dan uit balans, omdat hun poten ver achter onder op hun lichaam staan. In de broedperiode hoor je de fuut vaak en kun je ze al vanaf grote afstand horen. Voorbeelden van geluiden zijn ‘ròòòhhh’ wanneer de fuut zijn territorium verdedigt. Tijdens de balts hoor je krachtig ‘krrra-ahrr’. Wanneer jonge fuutjes bij hun ouders om voedsel bedelen hoor je pli (e), pli (e), pli (e).

Tijdens de balts, de paringsdans, staan de zwarte pluimen op de kop recht omhoog. Het mannetje en vrouwtje zwemmen naar elkaar toe en geven elkaar een mooie waterplant. Vervolgens wordt er heftig heen en weer geschud met de koppen en op en neer geknikt met hun hals. Daarna wordt er een drijvend nest gebouwd van waterplanten. Er worden gemiddeld 3 tot 4 eieren gelegd. Na 25 tot 29 dagen komen de eieren uit. De jongen verlaten al snel het nest en liften vaak mee op de rug van een ouder. Na ongeveer 10 of 11 weken worden de jongen niet meer gevoerd door hun ouders en moeten ze hun eigen voedsel gaan vinden. Futen duiken onder water naar hun voedsel. Ze eten vooral vis, bijvoorbeeld voorn, brasem en stekelbaars.

Verspreiding

De fuut kun je in veel verschillende wateren tegenkomen waar genoeg vis te vinden is. Aan de randen van grotere wateren in natuurgebieden, in moerasgebieden, duinmeren, maar ook in grachten en stadsparken in stedelijk gebied. In Nederland komen de grootste aantallen voor in Noord- en Zuid-Holland. Klik maar eens op het kaartje, om te zien waar de fuut voor het laatst in Nederland gezien is.

Visdief (Sterna hirundo)

Broedperiode: mei – juni

De visdief is een vogel uit de familie van de sterns. De bovenkant van de kop van visdieven lijkt wat afgeplat en is helemaal zwart. Deze zwarte kleur loopt door tot in de nek. De snavel en de poten van de vogel zijn oranjerood. Vaak met een zwart puntje aan het uiteinde van de snavel. Het verenkleed is bij de rug en vleugels zilvergrijs van kleur. De uiteinden van de vleugels zijn iets donkerder. De visdief maakt een krijsend geluid.

 De visdief broedt met zijn soortgenoten in een grote groep, een kolonie, op de grond. Ze kiezen het liefste voor eilandjes, zodat ze veilig zijn voor roofdieren. Ze maken een nestje op kale grond, op grasland, in moerassen, maar soms ook op platte daken. In sommige gebieden kunnen wel duizenden broedparen bij elkaar zitten. Eén keer per jaar wordt er een nestje gebouwd. Het nest is vaak niet meer dan een kuiltje in de grond met wat schelpjes, takjes of wat gras. Er worden 2 tot 3 eieren gelegd die 21 tot 24 dagen later uitkomen. De jongen verlaten 3 tot 4 weken later het nest. Op zee hangen ze soms op één plek in de lucht, om vervolgens naar een prooi in het water te duiken. Dit stilhangen in de lucht waarbij de vogel zijn vleugels klapt, wordt bidden genoemd. De visdief eet voornamelijk vis, waarbij rondvis favoriet is.

Verspreiding

Visdieven komen vanaf eind maart weer in Nederland aan, nadat ze de winter doorgebracht hebben in Zuid-Europa en Afrika. Ze leven graag langs de kust, maar je kunt ze ook tegenkomen in het binnenland op platte daken met grind en in waterrijke weidegebieden. Wanneer je op het kaartje klikt, kun je zien waar je visdieven in Nederland voor het laatst gezien zijn.