De scholekster kun je heel snel herkennen. Het is een beetje een dikkere, zwart-witte vogel met lange roze poten en een opvallende lange oranje-rode snavel. De bovenkant is vooral zwart en de onderkant vooral wit. Als ze vliegen zie je een opvallende witte streep op de verder zwarte vleugels. Het mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. Het geluid dat scholeksters maken is luid, hoog en hoor je van een grote afstand. Ze maken dit geluid niet alleen om hun territorium aan te geven, maar ook als er gevaar dreigt of als ze rondvliegen. Het luidde ‘tepiet tepiet’ is dan goed te horen. Dit heeft ze ook wel de bijnaam “bonte pieten” of “pieten” bezorgd. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je deze geluiden horen.
Waar de scholekster vroeger ook in het agrarisch land broedde, zie je nu dat ze zich meer en meer verplaatsen naar de grinddaken in dorpen en steden. Daarnaast broeden ze ook nog veel langs de kust en op de Waddeneilanden. Scholeksters broeden op de grond, of dus op een plat dak met grint, en maken daar een kuiltje in de grond als nest. Ze bekleden dit nest maar met een paar schelpjes, steentjes of wat stro. Het vrouwtje heeft 1 nestje per jaar met 3 tot 4 eieren. Na bijna 4 weken broeden komen de eitjes uit. De jongen kunnen meteen het nest verlaten. Dit wordt met een mooi woord nestvlieders genoemd. Wel worden de jongen van scholeksters lang gevoerd door hun ouders. Na ongeveer 5 weken kunnen de jonge dieren al vliegen. In het binnenland eten scholeksters vooral wormen, maar ook emelten en andere insecten. Langs de kust eten ze vooral schelpdieren, maar ook wormen, garnalen en kleine krabben.
De scholekster trekt niet echt weg, maar overwintert vooral in het Waddengebied en Zeeland. Vroeger kwamen ze vooral langs de kust en op de Waddeneilanden voor, nu leven ze ook in natuurgebieden, agrarisch gebied en bij bebouwing. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog zijn gezien.