Vissen

Vissen spelen een belangrijke rol in het leven onder water. In de meeste sloten, vijvers en andere wateren kun je ze wel vinden. Dankzij hun kieuwen kunnen ze onderwater ademhalen en hoeven ze niet naar boven te komen voor zuurstof. Er zijn zoetwatervissen (zoals de snoek) die je alleen in wateren in het binnenland kunt vinden en zoutwatervissen (zoals de haring) die je alleen in de zee kunt vinden. Maar er zijn ook vissen die een beetje van allebei hebben. Ze brengen een deel van hun leven in zoet water door en een ander deel van hun leven in zout water. Een voorbeeld van zo’n vis is de aal oftewel paling. 

Net als andere dieren zijn vissen er in allerlei soorten en maten. Je hebt hele kleine visjes zoals het tiendoornige stekelbaarsje en vissen die heel groot kunnen worden zoals de snoek. Sommige vissen, zoals bijvoorbeeld de graskarper, leven van plantaardig voedsel. De meeste vissen leven echter (deels) van dierlijk voedsel. Soorten zoals de kleine modderkruiper en de blankvoorn eten naast plantaardig voedsel ook kleine diertjes zoals onder andere slakjes, larven en kleine kreeftjes (zoals watervlooien). Dan zijn er ook nog echte jagers, zoals de eerdergenoemde snoek. Deze vissen hebben vaak gespierde, gestroomlijnde en gecamoufleerde lichamen, waarmee ze in staat zijn om prooien te verrassen of te achtervolgen.

Aan de positie van de bek van een vis kun je zien waar hij meestal zijn eten zoekt. Wijst de bek naar boven (een bovenstandige bek) dan zoekt de vis vaak boven zich naar voedsel. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de snoek. Wijst de bek naar voren (een eindstandige bek) dan zoekt de vis zijn voedsel vaak recht voor zich. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de blankvoorn. Wijst de bek naar beneden (een onderstandige bek) dan zoekt de vis zijn voedsel vaak onder zich (meestal is dat de bodem). Dit is bijvoorbeeld het geval bij de kleine modderkruiper.