Waterplanten

Waterplanten zijn planten die zich hebben aangepast aan het leven in (zeer) natte omstandigheden. Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen waterplanten en oeverplanten maar omdat ze allebei echt bij open water of in ieder geval heel natte gebieden horen worden ze op dit paneel allebei besproken. Deze planten vormen een belangrijk onderdeel van het watersysteem, omdat ze veel zuurstof in het water brengen waar watervlooien, vissen en andere dieren gebruik van maken. Verder zorgen ze er voor dat het water helderder wordt. In water met waterplanten vindt minder snel opwerveling van bodemdeeltjes plaats en algen zinken tussen de planten sneller naar de bodem.

Hieronder vind je informatie over verschillende soorten planten die je in en rondom het water kan vinden.

Grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica)

Bloeitijd: juni - september

Grote waterweegbree is een plant die graag vrij nat staat en dus aan de oever te vinden is. De soort kan ruim 1 meter hoog worden en heeft vanaf juni kleine witte tot lichtroze bloemetjes. De bloementjes zitten aan takjes vast die een soort scherm vormen. Meerdere schermen bij elkaar noem je een pluim. Deze pluim steekt eenzaam boven de eivormige tot langwerpig-eironde bladeren met spitse toppen uit. Als de bladeren niet boven het water uitkomen, of als de planten in langzaam stromend water staan, zijn de bladeren vaak langer en smaller.

Verspreiding

De soort kan tot een diepte van wel 30 centimeter in het water staan. Grote waterweegbree vind je op zonnige tot licht beschaduwde plekken in ondiepe, open delen in de oever van stilstaande tot vrij sterk stromende wateren. Deze wateren zijn zoet en over het algemeen vrij voedselarm tot voedselrijk. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort in Nederland groeit.

Zwarte els (Alnus glutinosa)

Bloeiperiode: februari - maart

De zwarte els is een boom die van ‘natte voeten’ houdt. Het is één van de weinige bomen, die van nature in Nederland voorkomt, die tegen permanent vochtige bodems kunnen. Je komt ze dus veel tegen in moerasbossen. Een veelvoorkomende vorm van moerasbos is dan ook het ‘elzenbroekbos’ (de term ‘broek’ heeft niets met het kledingstuk te maken, maar stamt af van het oud-Germaanse ‘broka’ dat moeras betekent). Elzenbroekbossen zijn te vinden op wat rijkere natte bodems. Dit zijn bijvoorbeeld bodems die gevoed worden door grondwater, dat vaak rijk is aan mineralen. Ook op armere natte bodems kunnen moerasbossen voorkomen. Hier worden bodems gevoed door regenwater in plaats van grondwater, wat licht zuur is en arm aan mineralen en voedingsstoffen. Al groeien hier vaker berken in plaats van elzen. Je spreekt bij dat soort bossen dan ook van ‘berkenbroekbossen’.

 Nederland had vroeger veel broekbossen, maar deze bossen zijn bijna allemaal in de middeleeuwen gekapt. Vaak zijn de drassige bodems waarop ze stonden droog gemaakt, zodat de grond gebruikt kon worden voor de landbouw. De term ‘broek’ kun je nog wel vaak tegenkomen bij Nederlandse plaatsnamen (denk bijvoorbeeld aan Broekhuizen, Langbroek, Velperbroek en Kootwijkerbroek). Als je zo’n plaatsnaam tegenkomt weet je dus dat daar ooit zo’n indrukwekkend moerasbos heeft gestaan. 

Verspreiding

 Ondanks het feit dat veel elzenbroekbossen zijn verdwenen, kan de soort nog op veel plaatsen aangetroffen worden, vaak in singels langs waterkanten. Klik maar eens op de kaart om te zien waar je deze boom allemaal kunt vinden.

Kroosvaren (Azolla sp.)

Kroosvaren is een klein, los drijvend waterplantje. Bij aanwezigheid van genoeg voedingsstoffen in het water kan dit plantje in grote aantallen bij elkaar voorkomen. De plantjes zijn een beetje dof blauwgroen tot roodbruin. Dit roodkleuren gebeurt vaak in de herfst. Aan de onderkant van de blaadjes vormt het plantje sporen, een soort zaadjes. Uit de sporen kunnen weer nieuwe plantjes groeien. In Nederland bestaan twee soorten: de grote kroosvaren (Azolla filliculoides) en de kleine kroosvaren (Azolla cristata). De grote kroosvaren komt het meeste voor. 

In Nederland werken de kroosvarens samen met een blauwalg (Anabaena azollae). Deze blauwalgen leven in de holtes van de blaadjes van kroosvarens. Deze algen kunnen stikstof uit de lucht halen. Stikstof heeft de kroosvaren nodig om te kunnen groeien. Doordat kroosvarens heel snel kunnen groeien, worden ze door boeren in het buitenland regelmatig gebruikt als meststof voor op het land. Het is echt een klein varentje en net als alle andere varens is het een sporenplant. Bloemen en zaden zul je dus nooit zien op kroosvaren. In plaats daarvan hebben ze (net als paddestoelen) sporen, minuscuul kleine deeltjes die makkelijk meegevoerd kunnen worden door de wind en het water en die ergens anders uit kunnen groeien tot een nieuw plantje!.

Verspreiding

Kroosvaren is een soort van zonnige plekken in (zeer) voedselrijk water. Op plekken met weinig stroming en veel organisch materiaal in de bodem groeit hij heel goed. Klik op het kaartje om te zien waar de grote kroosvaren groeit.

Kleine watereppe (Berula erecta)

Bloeitijd: juli - september

Kleine watereppe is een waterplant die behoort tot de emergente waterplanten. Dat betekent dat de plant met de bladeren boven het water uitsteken. Kleine watereppe heeft heel veel kleine, witte bloemetjes die in de vorm van een scherm bij elkaar staan. De deelblaadjes staan vaak in 6 paren langs de stengel met op de top nog een deelblaadje. De bladeren blijven ook in de winter groen. 

Verspreiding

Kleine watereppe vind je langs stilstaande en stromende, (matig) voedselrijke, bij voorkeur heldere wateren. Vooral langs rivieren en beekjes kan deze plant goed groeien. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort groeit.

Zwanenbloem (Butomus umbellatus)

Bloeitijd: juni - september

‘Umbellatus’ is Latijn voor ‘schermvormig’ en heeft betrekking op de bloeiwijze van de zwanenbloem, waarin de bloemen in een scherm zijn geplaatst. De bloemen zijn vrij groot en rozerood van kleur. De lengte van de plant kan verschillen en ligt tussen de 30 en 150 cm. Een opvallend kenmerk is dat de doorsnede van het blad van deze plant driehoekig is. Daarnaast kun je de plant goed aan het uiteinde van het blad herkennen, deze is namelijk gedraaid in de vorm van een kurkentrekker. In de wortels van deze plant bevinden zich luchtkanalen, die ervoor zorgen dat deze plant zelfs op plekken kan groeien waar geen of weinig zuurstof in de grond zit.

Verspreiding

Deze kruidachtige plant is in of aan het water te vinden in laagveengebieden en op kleigrond in Groningen en Friesland. Voor de zwanenbloem is het ideaal, wanneer de watergang waar de plant in bloeit één keer in het jaar, in het najaar, wordt geschoond. Om zelfbestuiving te voorkomen, zijn de meeldraden in de bloem eerder rijp dan de stempels in de bloem. Dit verschijnsel wordt ook wel protandrie genoemd.

Gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris)

Bloeitijd: april - mei

Dotterbloemen zijn met hun prachtige, gele bloemen vaak de eerste bloeiende planten aan de waterkant. Ze hebben een voorkeur voor hele natte plekken en groeien daar vaak in grote pollen op de grens tussen water en oever. Dotterbloemen horen bij de familie van de ranonkels. Daar horen ook de waterranonkel en de verschillende boterbloemen bij. Als je kijkt naar de vorm van de bloemen begrijp je dat deze soorten bij dezelfde familie horen.

Verspreiding

Dotterbloemen vind je op zonnige of licht beschaduwde plaatsen in de natte oever van (matig) voedselrijke wateren. De soort komt vaak voor op plaatsen waar het grondwater boven de grond komt (kwel). De soort houdt niet van zout water. Klik op het kaartje om te zien waar de gewone dotterbloem groeit.

Zegge (Carex sp.)

Bloeitijd: april - september

Zegge is een verzamelnaam voor de groep van cypergrassen met een driehoekige stengel. In Nederland hebben we meer dan 60 verschillende soorten zeggen. De bloeiwijze bestaat uit aren (pluimpjes) die soms alleen staan, maar regelmatig ook met meerdere op 1 stengel staan. Daarnaast bestaan er soorten waarbij de mannelijke bloemen en de vrouwelijke bloemen op 1 plant zitten (eenhuizig), maar er zijn ook soorten waarbij dit op aparte planten zit (tweehuizig). Bij eenhuizige planten zie je vaak duidelijke verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke aartjes (zie foto).

Waterpest (Elodea sp.)

Bloeitijd: mei - augustus

Waterpest is een waterplant die bijna volledig onder water groeit. Alleen bij grote hoeveelheden waterpest zie je deze plant wat aan het wateroppervlak drijven. De plant komt in Nederland vaak niet tot bloei. De bloemen zijn klein en zijn wit tot lichtroze van kleur. De bloemen staan op een lange, dunne steel die ver uit het water steekt. 

In Nederland kennen we twee soorten waterpest, waarvan de smalle waterpest (Elodea nuttallii) het meest algemeen is. Ook komt de brede waterpest (Elodea canadensis) regelmatig in Nederland voor. De brede waterpest heeft minder gekrulde bladeren dan de smalle waterpest.

Verspreiding

Waterpest houdt van zonnige plekken in ondiep voedselrijk water. Een klein beetje stroming vindt de plant niet erg. Het water kan zoet tot licht zout (brak) zijn. Klik op het kaartje om te zien waar smalle waterpest groeit.

Moeraswalstro (Galium palustre)

Bloeitijd: mei - september

Moeraswalstro is een oeverplant uit de familie van de sterbladigen, planten met stervormige blaadjes. De bloemen van moeraswalstro zijn klein en wit en staan op steeltjes in groepjes bij elkaar. De planten worden meestal 5 tot 60 centimeter groot en kruipen als het ware door de andere oeverplanten heen. Moeraswalstro is familie van het kleefkruid, een plant die je vast wel eens tegen de kleding van je vriendje/vriendinnetje hebt aangegooid en toen op de kleding bleef hangen door de kleine harige balletjes die eraan zitten. Rupsen van de nachtvlinder groot avondrood eten regelmatig de blaadjes van moeraswalstro.

Verspreiding

Moeraswalstro vind je op zonnige tot licht beschaduwde, (zeer) natte plaatsen. Meestal op open plekjes of daar waar vooral grassen voorkomen. Je vindt de soort langs matig voedselarme tot zeer voedselrijke wateren in zoetwater, maar soms in licht zout (zwak brak) water. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort in Nederland groeit.

Gele lis (Iris pseudocorus)

Bloeitijd: mei - juli

De bloemen van de gele lis zijn -zoals de naam al zegt- geel. De plant is familie van de lissen, waar ook de krokus bij hoort. De soort komt veel voor in de oevers van Nederlandse wateren. In tuinwinkels vind je ook een paarsbloemige variant. Als de gele lis is uitgebloeid, ontstaan er bruine, driehoekige zaaddozen aan de plant. De zaden liggen als drie rolletjes drop tegen elkaar aan in de zaaddoos. Eenmaal rijp en uitgedroogd, barst de zaaddoos open en vallen de zaden in het water. De zaden kunnen heel goed drijven, waardoor de zaden, via het water, door de wind over grote afstanden meegevoerd worden naar nieuwe groeiplaatsen. 

Er bestaat een snuitkevertje dat niet zonder de gele lis kan, namelijk de lissnuitkever. Het kevertje leeft als larve in de zaaddoos en als volwassen dier vind je deze kevers ook in de bloemen.

Verspreiding

De gele lis is een soort van zonnige tot licht beschaduwde natte plaatsen langs (matig) voedselrijke, hooguit zwak stromende zoete wateren. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort in Nederland groeit.

Moeraswederik (Lysimachia thyrsifolia)

Bloeitijd: mei - juli

Moeraswederik is een oeverplant uit de familie van de sleutelbloemen. De moeraswederik heeft in de periode mei – juli gele bloemen. De vorm van het blad lijkt op dat van een wilg. Dit vind je ook terug in de naam. Wederik is namelijk afgeleid van ‘wede’ en dit betekent wilg. De bloemen van de moeraswederik zitten dicht tegen de stengel van de plant aangedrukt in de oksel van de bladeren en zien eruit als een soort gele pluisjes.

Verspreiding

Moeraswederik groeit meestal in matig voedselrijk water op zonnige plekjes in de oeverzone. Het is vooral een soort die je vaak in stilstaande of langzaam stromende laagveenwateren tegenkomt. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort groeit.

Grote kattenstaart (Lythrum salicaria)

Bloeitijd: juni - september

Kattenstaart (of grote kattenstaart) is een oeverplant met dieprode tot paarse bloemen die in grote trossen bij elkaar staan. De plant dankt haar naam aan de vorm van de bloemtrossen. Sommige mensen vinden ze namelijk op een kattenstaart lijken. De plant kan vrij groot worden (meer dan 1 meter) en valt met de grote bloemtrossen echt op aan de oever van het water. De plant trekt enorm veel vlinders en andere insecten aan. 

Vroeger werd de plant gebruikt om inwendige bloedingen en diarree te genezen. Ook op wondjes werd deze plant gebruik om de genezing te bevorderen. Met het sap uit de wortel van kattenstaart kan je textiel kleuren.

Verspreiding

Kattenstaart heeft een voorkeur voor zonnige of licht beschaduwde plekjes langs de oever van (matig) voedselrijke wateren. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort in Nederland groeit.

Watermunt (Mentha aquatica)

Bloeitijd: juli - september

Watermunt is een geurige waterplant die je veel in de oevers van sloten tegenkomt. De plant heeft kleine paarse bloemen die met velen in een bolletje bij elkaar staan. De naam van de plant geeft al aan waarnaar deze ruikt: pepermunt. Met een paar takjes en een kopje heet water kun je hiermee je eigen natuurthee maken. De jonge blaadjes aan de top van de plant kun je ook gebruiken in een zomerse salade.

Verspreiding

Watermunt kom je tegen in de oever van heel veel verschillende wateren, van voedselarm tot voedselrijk. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort groeit.

Riet (Phragmites australis)

Bloeitijd: juli - oktober

Rietplanten zijn familie van de grassen die je ook op straat tussen de tegels vindt. Het verschil is dat riet meestal op vochtigere plaatsen staat, zoals langs de oevers van vijvers en sloten. Riet kan soms wel 3 meter hoog worden. De bloemen van deze grassoort kunnen wel bijna twee handen van een volwassen mens hoog worden (15 tot 40 cm). De bloemen lijken op paarsige tot bruine pluimen, grote kwasten. 

Riet wordt ook speciaal geplant op plekken waar het water gezuiverd moet worden. Daarnaast wordt riet vaak gebruikt als dakbedekking. Dit riet wordt dan in de winter gesneden en in grote bossen verzameld.

Verspreiding

Je vindt riet op zonnige of half beschaduwde oevers van stilstaande of zwak stromende wateren. Meestal kom je de soort tegen in zoetwater, maar ook in licht zoute (brakke) watersystemen is riet aanwezig. Riet is een soort die op veel plekken in Nederland groeit. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort nu groeit.

Wilg (Salix sp.)

Bloeitijd: maart - juni

Wilgen zijn struiken of bomen met smalle, langwerpige tot eironde bladeren. In Nederland komen wel meer dan 10 verschillende soorten voor. Sommige soorten blijven laag en struikachtig, andere kunnen heel hoog worden. De schietwilg (Salix alba) is een van de bekendste soorten wilgen van ons land. Je vindt de soort als gewone hoge boom, maar ook als gesnoeide variant, de knotwilg. In open landschap knot men deze wilgen, omdat ze anders door een storm omver kunnen worden geblazen. In de bloeitijd hebben wilgen katjes. Een deel van de wilgensoorten krijgt pas bladeren na de bloei van de katjes. Bij andere soorten verschijnen de katjes gelijk met of na de bladeren.

Verspreiding

Wilgen staan graag op zonnige plekken in de vochtige grond. Onder die condities kunnen ze heel snel groeien. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de schietwilg nu groeit.

Lisdodde (Typha sp.)

Bloeitijd: juni - augustus

In Nederland kennen we twee soorten lisdodde: de kleine (Typha angustifolius) en de grote (Typha latifolia). Lisdodden worden ook wel vaak ‘rietsigaren’ genoemd. Dit komt door de bloeiwijze van deze oeverplanten: lange bruine stelen met dicht op elkaar gepakte bloemen. Het bovenste deel van de rietsigaar bevat de mannelijke bloemen, het onderste deel de vrouwelijke. Bij de grote lisdodde zit het mannelijk deel dicht tegen het vrouwelijke deel aan. Bij de kleine lisdodde zit er ruimte tussen het mannelijk en het vrouwelijke deel van de bloeiwijze. Als de bloeiwijze uit elkaar begint te waaien komen er allemaal fijne pluisjes vrij. Deze pluisjes werden vroeger weleens gebruikt voor het vullen van kussens en dekbedden.

Andere namen die je weleens tegenkomt voor deze oeverplanten zijn: lampenpoetser, kannenwasser of tuitenragger. Deze namen verwijzen naar werkzaamheden waarvoor de bruine aren van deze plant vroeger voor werd gebruikt. 

Verspreiding

In Nederland vind je lisdoddes op zonnige plaatsen aan de oevers van stilstaande of langzaam stromende, matig voedselarme tot voedselrijke wateren. De grote lisdodde komt meestal op wat voedselrijkere plekken voor dan de kleine lisdodde. Deze soort vind je eigenlijk ook op allerlei waterbodems, terwijl de kleine lisdodde vooral voorkomt op bodems met veel organisch materiaal of veen. Klik op het eerste kaartje om te zien waar grote lisdodde groeit en op het tweede kaartje voor de verspreiding van de kleine lisdodde.

Blaasjeskruid (Utricularia sp.)

Bloeitijd: juni - september

Blaasjeskruid is een vleesetende plant waarvan er op de hele wereld 215 soorten bestaan. Sommigen leven op het land, maar enkele soorten komen voor in het water. In Nederland kennen we 5 soorten en deze komen allemaal in het water voor. Groot blaasjeskruid (Utricularia vulgaris) is de meest algemene soort. De blaasjeskruiden die in Nederland voorkomen hebben fijnverdeelde blaadjes onder water en gele bloemen, die met enkele bij elkaar, op een steeltje boven water uitsteken. Tussen de blaadjes onder water zitten kleine, ronde blaasjes. Dit is een soort zakjes waarin de plant watervlooien vangt en verteert, maar meestal zitten er algjes of schimmels in deze zakjes.

Verspreiding

Blaasjeskruid komt voor in matig voedselrijke, stilstaande of licht stromende wateren en zoekt dan de windstille plekjes op. Klik op het kaartje om te zien waar het groot blaasjeskruid in Nederland groeit.