Amfibieën

Amfibieën en reptielen worden vaak in één zin genoemd, toch zijn het hele verschillende dieren. Midden in de stad zal je niet zo snel een slang of hagedis tegenkomen, maar kikkers en padden kom je vaak tegen vooral bij water. Tegenwoordig wordt de kans wel ook steeds groter om schildpadden te zien in een vijver of sloot in de stad. Dit waren dan huisdieren die door mensen zijn "vrijgelaten". Het lastige van deze soorten is dat ze in Nederland vaak geen natuurlijke vijanden hebben, waardoor ze in korte tijd heel veel kunnen voortplanten. Uiteindelijk kunnen ze zelfs in zulke grote aantallen voorkomen dat de Nederlandse soorten in dat gebied niet meer goed kunnen leven.

De meeste reptielen en amfibieën zien er heel verschillende uit en zul je dus niet zo snel verwarren, maar salamanders en hagedissen lijken heel erg op elkaar. Ze hebben een langgerekt lichaam met 4 poten, een lange staart en natuurlijk een kop met gehoorgaten oftewel de oren. Toch horen salamanders bij de amfibieën en hagedissen bij de reptielen. Dit komt doordat ze een ander type huid hebben. De amfibieën en dus salamanders hebben een gladde, leerachtige huid met een slijmlaag, terwijl de reptielen en dus ook de hagedissen een huid hebben die bestaat uit schubben.

Amfibieën en reptielen kunnen (bijna) allemaal zowel op het land als in het water leven. Bij salamanders is het zo dat ze er op het land ook nog weer anders uitzien als in het water. We noemen dat een waterfase en een landfase. De waterfase vind je vooral in de lente tijdens de voortplanting. De salamanders glimmen dan mooi door de natte huid, de kleuren zijn feller en de mannetjes hebben een kam die over de rug en de staart loopt. In de landfase (de rest van het jaar) verdwijnt bij de mannetjes de kam en worden de kleuren doffer en bruiner. Ook de huid droogt dan weer op en is te vergelijken met leer. 

Hieronder vind je informatie over verschillende soorten amfibieën.

Gewone pad (Bufo bufo)

Periode actief: april - september

De gewone pad ziet eruit als een nogal dikke, bruine tot roodbruine kikker met allemaal bultjes over zijn lijf. Ze heten ‘gewone’ pad, omdat er in Nederland ook andere soorten padden voorkomen. Deze soorten zijn veel zeldzamer dan de gewone pad. De ogen van gewone padden hebben een helder-oranje iris en een verticale pupil. De mannetjes van deze pad worden ongeveer 6 cm lang. Vrouwtjes kunnen wel 11 cm lang worden. Het menu van een pad bestaat vooral uit wormen, spinnen en allerlei insecten.

Paddendril

Padden leven vooral op het land, maar paren in het water. Dit doen ze in de periode van februari tot april. Daar zetten ze ook hun eitjes af. Padden maken een soort kettingen van eitjes onder water, paddendril. Deze kettingen zitten vol met eitjes, soms wel 1.200 tot 6.000 per ketting. Deze kettingen of eisnoeren kleven vast tussen de waterplanten.

Kikkervisjes

De larven die uit de eitjes komen worden wel gewoon kikkervisjes genoemd. Ze zijn helemaal donkergrijs tot zwart. De staart van deze kikkervisjes is aan het uiteinde ronder dan bij de kikkervisjes van de groene en bruine kikker. Net als voor de kikkers en de salamanders geldt dat de jonkies van de gewone pad kieuwen hebben die ze verliezen als ze opgroeien. Ze ademen vanaf dat moment met hun longen.

Verspreiding

Op het land wonen de padden meestal in bossen of bosranden onder de bladeren of in boomstammen. Padden worden vaak pas actief als het gaat schemeren. Daarom zul je een pad eerder tegenkomen met slecht, donker weer. De gewone pad komt in heel Nederland voor. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar in Nederland.Op het land wonen de padden meestal in bossen of bosranden onder de bladeren of in boomstammen. Padden worden vaak pas actief als het gaat schemeren. Daarom zul je een pad eerder tegenkomen met slecht, donker weer. De gewone pad komt in heel Nederland voor. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar in Nederland.

Kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris)

Periode actief: april - september

De kleine watersalamander wordt meestal niet groter dan 9 cm. De kleine watersalamander ziet eruit als een klein, bruin diertje met donkere vlekjes en een lichtergekleurde buik met over het midden een oranjerode streep. In de voortplantingsperiode hebben de mannetjes hele opvallende vlekken op het lichaam en een kleine kam over de rug. De vrouwtjes zijn minder opvallend en kleiner. Watersalamanders zijn carnivoor, wat betekent dat ze alleen dierlijk voedsel eten. Als ze nog in het water leven, eten deze salamanders vooral watervlooien en muggenlarven. Op het land eten ze kleine regenwormen en slakjes.

Eitjes

Na de winter komen eerst de mannetjes uit hun schuilplaatsen op het land tevoorschijn en lopen naar het water. Enkele dagen tot weken daarna komen de vrouwtjes tevoorschijn. Van eind maart tot eind juni verblijven de kleine watersalamanders in het water. Daar paren ze dan, waarna de vrouwtjes eitjes afzetten. In totaal zet een vrouwtje wel honderden eitjes af, maar ze doet dit met een gemiddelde van 10 eitjes per dag. De vrouwtjes plakken de eitjes onder water tegen planten aan. Soms plakken ze een eitje tegen een blad aan wat ze daarna om het eitje heen vouwen om het te beschermen. 

Larven

Tussen begin april en half juli komen de larven dan uit deze eitjes. Een larve van een salamander heeft kieuwen, die kun je aan de zijkanten van zijn hoofd zitten als een soort trosjes. De ontwikkeling van eitje tot jonge larve duurt 1 tot 3 weken. De jonge larfjes groeien in 6 tot 10 weken uit tot de jonge salamandertjes zoals wij ze kennen. Ze verliezen dan hun kieuwen en gaan ademen door longen, net als mensen. Ze kunnen vanaf dat moment dus niet meer onder water ademhalen en moeten naar het oppervlak komen voor zuurstof. Dat kun je ze ook vaak zien doen als je goed kijkt, een salamander zwemt dan pijlsnel naar het wateroppervlak, hapt wat lucht, en zwemt dan snel weer terug naar beneden. 

Verspreiding

Je vindt deze watersalamander vooral in vijvers, poelen en sloten met veel oever- en waterplanten en het liefst weinig tot geen vissen. De kleine watersalamander komt in heel Nederland voor, maar in het noorden van Nederland kom je ze minder vaak tegen. Het is de meest algemene salamander in Nederland. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze salamander pas nog is gezien.

Groene kikker (Pelophylax sp.)

Periode actief: april - september

Het geven van de juiste naam is bij de groene kikkers soms erg lastig. In Nederland kennen we drie soorten groene kikkers die sterk op elkaar lijken. De Europese meerkikker (Pelophylax ridibundus) is de grootste van de drie. Daarnaast kan je ook de bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus) tegenkomen of de poelkikker (Pelophylax lessonae). Om onderscheid te maken tussen deze soorten kun je het beste kijken naar de binnenste teen aan de achterpoot van de kikkers. Aan deze teen zit een graafknobbel. De grootte en vorm van deze knobbel is bij alle drie soorten verschillend. Je kan ook nog kijken naar de lengte van de achterpoten, want ook die verschilt. De meeste groene kikkers kan je vinden in de periode april – oktober. Buiten deze periode is het te koud en houden de dieren zich schuil. 

Kikkerdril

In de tijd dat kikkers zich gaan voortplanten trekken ze naar het water. Dit gebeurt in de periode februari – april. Kikkers paren in het water met elkaar. De mannetjes kruipen op de vrouwtjes en klemmen zich er strak omheen. De vrouwtjes gaan eitjes leggen en de mannetjes bevruchten deze eitjes direct. Om de eitjes zit een dikke, doorzichtige beschermlaag. Kikkers leggen hun eitjes in kluiten bij elkaar. In tegenstelling tot de kikkerdril van de bruine kikker zinkt het naar beneden waar het amper opvalt tussen de waterplanten. Padden maken meestal snoeren van eitjes.

Kikkervisjes

Kikkervisjes of donderkopjes zijn de jonkies van padden of kikkers. Ze ontstaan na enkele dagen of weken uit de eitjes en groeien in 2 maanden tijd uit tot volwassen dieren. Eerst groeit het eitje uit tot het jonge kikkervisje. Deze visjes eten eerst alleen maar algjes (miniscule planten). De kikkervisjes zijn licht bruin of licht groen en de ogen puilen uit. De buik is goudkleurig en doorschijnend, je kan de darmen zien liggen. Na verloop van tijd zie je dat de kikkervisjes achterpootjes krijgen. De voorpootjes worden in dezelfde tijd gemaakt, maar die zitten nog verstopt onder de huid, dus die zie je nog niet. Als de voorpootjes tevoorschijn komen, gaan de kikkervisjes van ademhaling via de kieuwen, zoals bij vissen, over op ademhaling via longen, zoals mensen dit ook doen. Vanaf dit moment verdwijnt ook langzaam de staart van het dikkopje. Ook de mond van het diertje verandert nu van een klein mondje met schraaptandjes in een brede kikker- of paddenbek. Het diertje is zich langzaam klaar aan het maken, om vlees in de vorm van insecten te gaan eten.

Europese meerkikker (Pelophylax ridibundus)

De Europese meerkikker is een vrij grote groene kikker die wel 14 cm kan worden. De vrouwtjes worden doorgaans wat groter dan de mannetjes. Mannetjes blijven qua lengte meestal kleiner dan 10 cm. De meerkikker is donkergroen - tot bruingroen met een duidelijke groen streep over de rug en donkere vlekken. De ogen staan dicht bij elkaar en boven op de kop. Meerkikkers kan je op heel wat plekken tegenkomen, van de laaglanden tot in de bergen en van open landschappen tot diep in het bos, als er maar water en planten in de buurt zijn. In Nederland vind je deze soort voornamelijk in de westelijke helft. Klik op het kaartje om te zien waar de soort pas nog gevonden is.

Bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus)

De bastaardkikker heeft een groene rug met donkere vlekken en over het midden van de rug loopt een lichtgroene streep. Ook bij deze soort blijven de mannetjes kleiner dan de vrouwtjes. Mannetjes worden maximaal 9 cm, terwijl de vrouwtjes maximaal 11 cm worden. De bastaardkikker is een kruising tussen de meerkikker en de poelkikker. Daardoor lijkt de bastaardkikker op beide andere soorten. Ook deze kikker houdt voornamelijk van door de zon beschenen watertjes. Je treft deze soort aan op open plekken in de bossen of op heideterreinen, maar ook in drinkputten. Klik op het kaartje om te zien waar de soort voorkomt.

Poelkikker (Pelophylax lessonae)

De poelkikker is geelgroen van kleur en wordt maximaal 7 cm lang. De vrouwtjes worden vaak iets groter, maximaal 8 cm. Van de in Nederland wonende groene kikkers (buiten de boomkikker) is de poelkikker het vaakst op het land aan te treffen. De poelkikker woont, zoals de naam al zegt,  meestal in poelen, vijvers of vennen op de zandgronden en in hoogveengebieden. Daardoor kom je de poelkikker vooral in Oost-Nederland tegen. Klik op het kaartje om te zien waar de soort pas nog is gezien.

Bruine kikker (Rana temporaria)

Periode actief: april - september

Van de bruine kikkers kennen we in Nederland twee soorten: de bruine kikker (Rana temporaria) en de heikikker (Rana arvalis). De bruine kikker is van de twee de meest algemene en kan ruim 10 cm groot kan worden. Zoals de naam misschien zou doen verwachten is de bruine kikker niet altijd bruin. Soms is deze roodbruin, geelbruin of grijsbruin, maar heeft altijd een kenmerkend v-vormig vlekje in de nek. In de paartijd, in het voorjaar na de winterslaap, krijgen de mannetjes wat fellere kleuren. Dan kun je soms zelfs bruine kikkers vinden met grijsblauwe vlekken. Ze worden echter nooit zo blauw als heikikkers. Die kunnen in het voorjaar helemaal felblauw kleuren! 

Kikkerdril

Na de paring zetten de vrouwtjes grote klompen kikkerdril af in het water. De eitjes worden net als die van de groene kikkers beschermd door een dikke, beschermende slijmlaag. Waar de kikkerdril van de groene kikkers zinkt, blijft de kikkerdril van de bruine kikkers drijven en is dus makkelijk te vinden.

Kikkervisjes

De kikkervisjes zijn donkerbruin met okergele, bijna goudkleurige vlekjes. De ogen van deze larven puilen niet uit. Na verloop van tijd zie je dat de kikkervisjes achterpootjes krijgen. De voorpootjes worden in dezelfde tijd gemaakt, maar die zitten nog verstopt onder de huid, dus die zie je nog niet. Als de voorpootjes tevoorschijn komen, gaan de kikkervisjes van ademhaling via de kieuwen, zoals bij vissen, over op ademhaling via longen, zoals mensen dit ook doen. Vanaf dit moment verdwijnt ook langzaam de staart van het dikkopje. Ook de mond van het diertje verandert nu van een klein mondje met schraaptandjes in een brede kikker- of paddenbek. Het diertje is zich langzaam klaar aan het maken, om vlees in de vorm van insecten te gaan eten.

Verspreiding

De bruine kikker houdt van ondiepe, zonnige plekjes in het water. De soort komt veel voor in Nederland. Daarom kun je deze zelfs tot in de stad vinden. Klik maar eens op het kaartje. Deze kikkers zijn voornamelijk tijdens het paren bij het water te vinden. Dit gebeurt in maart. Daarna trekken ze weer het land op en verstoppen zich dan vaak in bosjes en tussen het hoge gras of tussen andere planten.