Aalscholver

Phalacrocorax carbo

Broedperiode: december - juni

Het verenkleed van de aalscholver lijkt zwart, maar als de zon erop schijnt, kun je zien dat er een groenige glans overheen zit. Dit kan je goed zien als de dieren zitten te drogen en ze hun vleugels mooi hebben geopend. De vogel heeft een lange en dikke hals. De snavel is stevig en heeft een haakje aan het uiteinde. In het voorjaar, wanneer het broedseizoen begint, veranderen de vogels van kleur. De wangen en de dijen veranderen van zwart naar wit. Verder krijgen ze een zilverwitte kleur boven op hun kop en nek. Daarnaast krijgt hun keel een gele kleur. De geluiden van de aalscholver, zijn veel te horen in het broedseizoen. De vogel maakt verschillende diepe keelklanken. Een voorbeeld van een roep van een volwassen dier is ‘rraaaahhh’. Jonge dieren kokken en kekkeren.

De broedperiode van de aalscholvers begint vroeg in het seizoen, vaak al in december. Aalscholvers maken hun nest op richels van rotsen of in bomen langs de kust of aan meren. Ze maken hun nest van zeewier, riet of dunne takken. De boom waar ze in wonen sterft vaak af, door de grote hoeveelheid poep. Gemiddeld leggen ze 3 tot 4 eieren in het nest. Deze komen na 27 tot 31 dagen uit. In april gaan ze vaak nog een keer broeden, maar meestal leggen ze dan minder eieren. Op het menu van de aalscholver staan vooral vissoorten die in grotere aantallen voorkomen. Denk hierbij aan de baars, blankvoorn, brasem, pos en spiering. In grote meren wordt vaak in grote groepen gejaagd.

In Nederland kun je de aalscholver vaak vinden bij diepe en wat grotere wateren. Ze rusten vaak met soortgenoten op zandbanken, in bomen of op palen. Je ziet ze dan vaak zitten met hun vleugels gespreid, zodat het verenkleed goed kan drogen. Wanneer je op het kaartje klikt, kun je zien waar deze soort pas nog is geweest.