De blauwe reiger is niet moeilijk om te herkennen. Ze zijn tussen de 80 en 100 cm groot en staan hoog op hun poten. Ze hebben een lange nek en een lange spitse snavel. De kleur is meer grijs dan blauw, met een lichtere grijze nek en een witte kop met een zwarte streep. Het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit. Reigers hebben geen echte zang, maar ze hebben wel een roep als ze rondvliegen. Deze roep wordt ook gebruikt in de baltsperiode bij het nest.
De blauwe reiger maakt een nest in bomen, vaak in een grote groep, een kolonie. De voorkeur gaat uit naar plekken waar rovers moeilijk bijkomen, daarom zijn bomen op eilandjes erg favoriet. Het vrouwtje bouwt het nest van takken die het mannetje komt brengen. Al vroeg in het seizoen begint het vrouwtje met broeden, vanaf februari. Ze hebben 1 nest per jaar, met 4 tot 6 eieren. Ze broeden in ongeveer 3 tot 4 weken de eieren uit. Na ongeveer 6 weken kunnen de jongen al vliegen. Ze blijven vaak nog wel 10 tot 20 dagen op of bij het nest in de buurt.
De blauwe reiger eet vooral vis, maar ze eten eigenlijk alles wat ze in ondiep water kunnen vinden. Ook eten ze wel mollen en muizen. Ze vangen deze dieren door heel stil te blijven staan wachten tot deze vlakbij zijn, om ze dan in een snelle beweging met hun snavel te pakken.
De blauwe reiger kun je het hele jaar door in Nederland vinden, maar een deel van de dieren trekt wel weg naar het zuiden. Het deel dat hier blijft, trekt in de winter rond op zoek naar plekken met voldoende voedsel. Tijdens een periode van stevige langdurige vorst, waarbij het meeste water bevroren is, kunnen deze reigers uiteindelijk sterven. Je ziet de blauwe reiger overal waar ondiep water is. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.