De ijsvogel is een opvallende, haast tropische verschijning met zijn felle kleuren. De soort is licht- en felblauw aan de bovenzijde. De kop en vleugels zijn iets donkerder blauw gekleurd. De buik van de vogel is oranje. Het mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit, op één punt na. Het begin van de onderkant van de snavel is bij de vrouwtjes oranje en bij het mannetje gewoon zwart, zoals de rest van de snavel. IJsvogels zingen niet echt, maar maken een heel kenmerkend geluid, een scherp en hoog fluitend roepje.
De ijsvogel broedt in oeverwanden, ze graven daar een gang met aan het eind een nestholte. Ze beginnen al vroeg in het seizoen met broeden, al vanaf februari. Ze hebben meerder legsels per jaar met gemiddeld 6 tot 7 eieren. IJsvogels broeden samen de eieren uit in ongeveer 3 weken. Daarna zijn de jongen nog zo’n 3 tot 4 weken in het nest. IJsvogels eten vooral vis, maar ook insecten die in het water leven. Ze zitten veel in takken die over het waterhangen van waaruit ze in het water naar hun eten speuren. Zien ze iets, dan duiken ze met een korte snelle vlucht het water in. Na de duik komen ze vaak weer naar dezelfde tak terug. Als ze iets gevangen hebben slaan ze dit dood tegen het takje om het daarna door te slikken.
De ijsvogel kun je het hele jaar door in Nederland vinden. Ze leven vooral bij zoet stromend water, bijvoorbeeld beken en rivieren met steile wanden. Hier kunnen ze het hele jaar door visjes en water-insecten vangen.