Paling - Anguilla anguilla

Aal

Anguilla anguilla

De aal, of ook wel de paling genoemd, kun je heel makkelijk herkennen. Deze vis heeft een langgerekt lichaam en lijkt daardoor wel wat op een slang. De schubben zijn zo klein dat je ze nauwelijks ziet. De vissen hebben een zwarte tot groenbruine rug en een witte buik. Vrouwtjes kunnen wel 1 meter lang worden, twee keer zo lang als mannetjes. Bijzonder is dat deze soort zich ook over het land kan verplaatsen, omdat deze vis kan ademhalen door zijn huid. In de nacht jaagt de aal op insecten, kreeftjes en visjes. Jonge aaltjes eten vooral plankton, dit zijn hele kleine plantjes.

De aal leeft in zoutwater en in zoetwater. De vrouwtjes leggen hun eitjes in de zee. Daarvoor zwemmen ze helemaal naar de Sargassozee. Dit is een deel van de Atlantische Oceaan en ligt tussen Noord en Zuid-Amerika. Als de eitjes uitkomen, zwemmen de larven terug naar Europa. Daar zoeken ze plekken waar het zoete water van rivieren in de zee uitkomt. De jonge aaltjes gaan namelijk opgroeien in het zoete water van de rivieren. Deze jonge aaltjes zijn doorzichtig en worden daarom ook wel glasaal genoemd. Pas na 5 tot 12 jaar zijn deze vissen volwassen en zwemmen ze weer helemaal terug naar de Sargassozee om zelf eitjes te leggen. Na het leggen van de eitjes gaan de volwassen alen dood.

De aal komt in heel Nederland voor, maar het aantal palingen is de afgelopen 30 jaar met 90% afgenomen. Hierdoor staat de aal bekend als een bedreigde diersoort. De oorzaken van deze afname zijn onder andere de visserij op de glasaaltjes, maar het is ook steeds moeilijker om vanuit zee de rivieren te bereiken door bijvoorbeeld stuwen. Ook in de rivieren zijn obstakels gemaakt om bijvoorbeeld elektriciteit op te wekken en de waterstand te regelen, maar daardoor kunnen de alen soms niet verder zwemmen. Inmiddels wordt er hard gewerkt om deze problemen op te lossen.