©

Lisdodde

Typha sp.

Bloeitijd: juni - augustus

In Nederland kennen we twee soorten lisdodde: de kleine (Typha angustifolius) en de grote (Typha latifolia). Lisdodden worden ook wel vaak ‘rietsigaren’ genoemd. Dit komt door de bloeiwijze van deze oeverplanten: lange bruine stelen met dicht op elkaar gepakte bloemen. Het bovenste deel van de rietsigaar bevat de mannelijke bloemen, het onderste deel de vrouwelijke. Bij de grote lisdodde zit het mannelijk deel dicht tegen het vrouwelijke deel aan. Bij de kleine lisdodde zit er ruimte tussen het mannelijk en het vrouwelijke deel van de bloeiwijze.

Als de bloeiwijze uit elkaar begint te waaien komen er allemaal fijne pluisjes vrij. Deze pluisjes werden vroeger weleens gebruikt voor het vullen van kussens en dekbedden.

Andere namen die je weleens tegenkomt voor deze oeverplanten zijn: lampenpoetser, kannenwasser of tuitenragger. Deze namen verwijzen naar werkzaamheden waarvoor de bruine aren van deze plant vroeger voor werden gebruikt.

In Nederland vind je lisdoddes op zonnige plaatsen aan de oevers van stilstaande of langzaam stromende, matig voedselarme tot voedselrijke wateren. De grote lisdodde komt meestal op wat voedselrijkere plekken voor dan de kleine lisdodde. Deze soort vind je eigenlijk ook op allerlei waterbodems. Klik op het kaartje om te zien waar grote lisdodde groeit.

De kleine lisdodde komt vooral voor op bodems met veel organisch materiaal of veen. Als je op het kaartje klikt zie je de verspreiding van de kleine lisdodde.