Waterbeestjes

Waterbeestje vind je in allerlei soorten en maten. Sommige waterdiertjes zitten maar een deel van hun leven in het water, bijvoorbeeld de larven van libellen, waterjuffers, kikkers, padden, kevers en eendagsvliegen. Andere waterdiertjes blijven hun hele leven in het water wonen, zoals vissen en watervlooien en waterslakken. Het ene dier leeft op het water (bijvoorbeeld schaatsenrijders) en het andere blijft altijd onder water (bijvoorbeeld de tiendoornige stekelbaars).

Hieronder vind je meer informatie over de verschillende soorten die op de picknicktafel ook al aan bod kwamen.

Bootsmannetje (Notonectidae)

Periode actief: juni - september

Het bootsmannetje is een wants die zijn naam dankt aan zijn uiterlijk. Hij lijkt een beetje op een roeiboot, met zijn lange achterpoten als roeispanen. Doordat bootsmannetjes op hun rug zwemmen, worden ze ook wel rugzwemmers genoemd. Voor hun ademhaling moeten bootsmannetjes regelmatig naar de oppervlakte komen. Op hun buik zitten heel veel haartjes daarmee kunnen ze wat lucht meenemen onder water, als een soort duikfles. Zo kunnen ze een tijdje onder water ademen.

In Nederland komen zes soorten bootsmannetjes voor. Het gewoon bootsmannetje (Notonecta glauca) komt het meeste voor. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gevonden. Het zijn echte rovers en ze leven vooral van in het water gevallen insecten, maar ook van bijvoorbeeld kleine visjes, kikkervisjes en muggenlarven. Ze hangen vaak direct onder het wateroppervlak, zodat ze trillingen veroorzaakt door een mogelijke prooi goed kunnen voelen. Met hun scherpe snuit steken ze de prooi en zuigen die dan leeg. Volwassen bootsmannetjes kunnen goed vliegen, maar bij jonge dieren (nimfen) zijn de vleugels nog niet volledig ontwikkeld.

Pas goed op, een bootsmannetje kan met zijn snuit pijnlijk steken!

Schaatsenrijder (Gerridae)

Periode actief: april - september

Het is niet moeilijk om te bedenken hoe de schaatsenrijders aan hun naam komen. Als je er eentje vindt in een vijver en deze een tijdje in de gaten houdt, ben je er snel uit! Net als bootsmannetjes zijn schaatsenrijders wantsen die houden van het water, maar in plaats van onder water leven ze op het water! Doordat ze heel licht zijn en hun gewicht goed verdelen met hun lange poten, kunnen schaatsenrijders op het wateroppervlak staan zonder er doorheen te zakken. Op de overgang van water naar lucht zit een lichte spanning op het water, dit heet oppervlaktespanning en het is sterk genoeg om hele lichte dingen te dragen. Naast schaatsenrijders maken bijvoorbeeld ook vijverlopers, waterspinnen en springstaartjes er gebruik van. Je kunt de oppervlaktespanning zwakker maken door bijvoorbeeld zeep aan het water toe te voegen. Op water met zeep zouden deze beestjes niet kunnen lopen. Je moet natuurlijk geen zeep in de natuur gebruiken, maar je kunt dit wel thuis testen! Vul thuis een bakje met water en plaats heel voorzichtig een heel licht voorwerp dat niet uit zichzelf drijft, bijvoorbeeld een naald, op het wateroppervlak. Als dat gelukt is, voeg dan wat zeep aan het water toe. Je zult zien dat de oppervlaktespanning het voorwerp dan niet meer kan dragen en dat het zinkt. 

Er is een goede reden voor schaatsenrijders om precies op het water te willen leven. Er is namelijk altijd veel voedsel te vinden! Insecten die in het water vallen zijn vaak hulpeloos en dus makkelijke prooien. De schaatsenrijders kunnen zulke prooien ook makkelijk vinden, doordat ze de trillingen die een spartelend insect in het water veroorzaakt kunnen voelen met hun poten. Rond een grotere prooi, zoals een te water geraakte honingbij, verzamelen zich soms grote groepen schaatsenrijders die allemaal een graantje mee hopen te pikken van de feestmaaltijd!



In Nederland komen negen soorten schaatsenrijders voor. Ze leven bijna alleen maar van insecten en andere kleine diertjes. Met hun poten voelen ze de kleinste trilling van het wateroppervlak. Een spartelend insect wordt zo snel opgemerkt. Met hun zuigsnuit, steken ze hun prooi en zuigen die leeg. Volwassen schaatsenrijders kunnen meestal goed vliegen, maar er zijn ook dieren zonder goed ontwikkelde vleugels. Ook onvolgroeide schaatsenrijders (nimfen) kunnen niet vliegen, maar ‘schaatsen’ kunnen ze al wel.

Kokerjuffer (Trichoptera)

Periode actief: april - september

In Nederland komen ongeveer 180 soorten kokerjuffers voor. Een kokerjuffer is de larve van een schietmot, een insect dat lijkt op een nachtvlindertje. Schietmotten leggen hun eieren in of vlakbij het water. Uit de eitjes komen de kokerjuffers, die in het water opgroeien. Sommige soorten eten plantaardig materiaal of algen, andere soorten eten dierlijk voedsel.

Het bijzondere van kokerjuffers is dat de larven van veel soorten een kokertje maken, waarmee ze hun lichaam beschermen. Hiervoor gebruiken ze verschillende materialen, zoals takjes, stukjes blad, zandkorrels of steentjes. Er zijn zelfs soorten die slakkenhuisjes aan hun koker plakken. Door deze beschermende koker worden ze minder snel opgegeten door vijanden, zoals vissen of roofinsecten. Bij verstoring zullen kokerjuffers zich terugtrekken in hun koker, maar als je ze met rust laat zullen ze snel weer aan de wandel gaan.

Net als vlinders verpoppen kokerjuffers zich om uiteindelijk te veranderen in een volwassen schietmot.

Waterpissebed (Asellidae)

Periode actief: april - september

Zoals de naam al zegt, leeft de waterpissebed op de bodem van het water. Hier leeft hij van allerlei afval, zoals blad- en plantenresten. Ook in water met maar weinig zuurstof kunnen ze nog goed leven. Als er genoeg voedsel in het water aanwezig is, kan hij massaal voorkomen.

Het mannetje is een stuk groter dan het vrouwtje. Voor de paring klemt hij het vrouwtje eerst vast en kan dan meerdere dagen met haar blijven rondlopen, voordat de echte paring plaatsvindt. De eieren ontwikkelen zich in een speciale broedbuidel op de buikzijde van het vrouwtje. Ook de pas uitgekomen pissebedjes blijven nog een tijdje in deze buidel, voordat ze zelfstandig hun weg gaan.

Net zoals landpissebedden, is de waterpissebed geen insect, maar een kreeftachtige. De waterpissebed is een algemene soort die alleen maar onder water leeft. De gewone zoetwaterpissebed is de meest algemene soort in Nederland. Klik maar eens op het kaartje.

Waterkever (Coleoptera)

Periode actief: april - september

De meeste waterkevers zijn echte rovers, die jagen op allerlei waterdiertjes. Grote kevers zijn in staat om kikkervisjes, visjes en zelfs salamanders te vangen. Ook aas staat op het menu van een aantal soorten. Waterkevers moeten zo nu en dan naar het wateroppervlak toe om te ademen. Ze nemen een luchtbelletje mee, waarmee ze onder water zuurstof kunnen opnemen.

De larven van kevers zijn meestal langwerpig en lijken nog helemaal niet op een kever. Ook de larven zijn rovers met soms indrukwekkend grote kaken. Als de larve volgroeid is, verpopt hij zich en ontwikkelt hij zich tot volwassen kever.

Er zijn veel soorten kevers die in het water leven. In Nederland zijn dat ongeveer 350 soorten. Vaak zijn het goede zwemmers, waarvan ook de larven in het water leven. Misschien wel de bekendste is de gewone geelrand, een grote soort. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar de geelgerande waterroofkever allemaal voorkomt.

Ook schrijvertjes zijn kevertjes die veel mensen wel eens gezien hebben. Ze bewegen zich vaak in groepjes kriskras over het wateroppervlak

Staafwants (Ranatra linearis)

Periode actief: april - september

De staafwants is een grote wants, die lijkt op een wandelende tak. De staafwants is familie van de waterschorpioen, wat je vooral kunt zien aan zijn lange adembuis en zijn voorste grijppoten. Ook de levenswijze van de staafwants is vergelijkbaar met die van de waterschorpioen. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is gevonden. 

De staafwants is een traag insect en verschuilt zich graag tussen smalle, rechtopstaande planten, zoals bijvoorbeeld riet. Als je een staafwants verstoort of pakt, houdt hij zich stijf en lijkt dan erg op een takje. Doordat hij lijkt op een 
plantenstengel, valt hij nauwelijks op. Zo wacht hij geduldig tot er een prooi binnen het bereik van zijn vangklauwen komt. De staafwants eet allerlei kleine waterdiertjes, zoals muggenlarven, insecten en kleine visjes.

Waterschorpioen (Nepa cinerea)

Periode actief: april - september

De waterschorpioen is geen echte schorpioen, maar een voor mensen totaal ongevaarlijke wants. Zijn uiterlijk heeft wel iets van een schorpioen. Hij leeft voornamelijk onder water, maar kan ook vliegen. De lange stekel aan zijn lijf is geen steekwapen, maar een soort snorkel (adembuis). Deze steekt hij net boven het wateroppervlak, zodat hij onder water kan blijven ademen.

Opvallend zijn ook zijn stevige, voorste poten, die aangepast zijn om een prooi te grijpen. Het menu bestaat uit kleine waterdiertjes, zoals muggenlarven, waterinsecten en kleine visjes. De waterschorpioen gaat niet actief achter zijn prooi aan, maar verstopt zich roerloos tussen planten. Door zijn platte lijf en bruine kleur valt de waterschorpioen nauwelijks op tussen dode bladeren in het water. Als er een nietsvermoedende prooi in de buurt van zijn grijppoten komt, slaat hij toe.

Waterschorpioenen leggen hun eitjes in plantendelen. Uit de eitjes komen kleine waterschorpioenen die nog geen vleugels hebben (nimfen). Pas als de nimfen volwassen zijn geworden, kunnen ze ook vliegen. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de waterschorpioen pas nog is gevonden. 

Waterspin (Argyroneta aquatica)

Periode actief: april - september

De waterspin is de enige spin die daadwerkelijk onder water leeft. De spin weeft een web onder water tussen waterplanten en maakt een luchtkamer (luchtbel) door het web te vullen met lucht. Zo is de spin in staat om onder water adem te halen. Wel moet ze de lucht regelmatig verversen. Daarvoor steekt ze haar achterlijf boven het water, waardoor er lucht blijft hangen tussen de haren van haar lichaam. De lucht neemt ze zo mee naar haar web. 

De waterspin leeft van allerlei waterbeestjes, van insecten tot kleine visjes. Ze wacht geduldig in haar luchtbel, totdat haar gevoelige poten de trilling van een mogelijke prooi waarnemen. Ze verlaat dan snel even haar bel om de prooi te grijpen met haar giftige kaken. Vervolgens wordt de prooi in de luchtbel opgepeuzeld. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze waterspin pas nog is gezien. 

Pas goed op, de beet van de waterspin is voor ons niet gevaarlijk, maar wel erg pijnlijk!

Gewone poelslak (Lymnaea stagnalis)

Periode actief: april - september

Je kunt in het water verschillende soorten slakken vinden. Maar je komt vast ook de gewone poelslak tegen. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze slak pas nog is gevonden. Het is een algemene slak, die opvalt door zijn grote formaat (tot wel 6 cm!) en puntige slakkenhuis. Vaak begeven ze zich net onder het wateroppervlak, waardoor je ze al vanaf de waterkant kunt zien. Ze leven graag tussen waterplanten en voeden zich met van alles en nog wat. Op het menu staan onder andere algen en rottende plantendelen, maar ook dierlijk voedsel (aas).

Ook de eitjes van deze slak kun je vinden. Ze worden vaak gelegd op stengels of bladeren van drijfplanten. De eitjes worden veilig verpakt in een doorzichtig, langwerpig rupsje van gelei-achtig materiaal. De slakjes komen na enkele weken uit. De gewone poelslak kan wel twee jaar worden. 

De gewone poelslak ademt door de huid, maar heeft ook een soort long. Hiermee kan hij lucht vlak boven het wateroppervlak opnemen. Hiervoor zie je de slak dan ondersteboven aan het wateroppervlak hangen. Als je een poelslak aan het wateroppervlak verstoort, laat hij zich onmiddellijk naar de bodem zakken.

Larve van een libel (Odonata)

Periode actief: april - september

Je wist misschien niet dat een libel het grootste deel van zijn leven onder water leeft. Hier leeft hij als larve tussen allerlei waterdiertjes. De larve is een echte rover en wacht meestal stilletjes af, totdat er een prooi heel dichtbij komt. Om een prooi te vangen heeft hij speciale kaken, die hij bliksemsnel naar voren kan uitklappen. Dit bijzondere mechaniek wordt ‘vangmasker’ genoemd.

De larve van een libel leeft vaak meerdere jaren onder water. Als hij volgroeid is, kruipt hij uit het water. De huid van de larve barst dan open en de volwassen libel kruipt langzaam tevoorschijn. Als de volwassen libel eenmaal opgedroogd is, vliegt hij weg en laat zijn oude larvenhuid achter.

Als je goed zoekt en geluk hebt, kun je misschien larvenhuidjes zien hangen aan een stengel boven het water.

Larve van een waterjuffer (Zygoptera)

Periode actief: april - september

Net zoals larven van libellen, leven de larven van waterjuffers ook onder water. De larven zijn kleiner en veel smaller dan die van libellen. Een ander opvallend verschil is de drie bijzondere bladvormige uitsteeksels aan het uiteinde van het lijf van de larve van een waterjuffer. Deze uitsteeksels zijn de kieuwen, daarmee kan de larve onderwater ademhalen. Larven van libellen hebben deze opvallende kieuwen niet.

De meeste larven van waterjuffers leven één jaar onder water, maar bij sommige soorten kan dit twee of zelfs drie jaar duren. Als de larve volgroeid is, kruipt hij uit het water. Net zoals bij libellen, kruipt de volwassen waterjuffer vervolgens uit de huid van de larve.

Larve van een eendagsvlieg (Ephemeroptera)

Periode actief: april - september

Eendagsvliegen worden ook wel haften genoemd. Ze leggen hun eitjes in of nabij het water. De larven (nimfen) leven in het water en komen daar soms massaal voor. De nimf leeft lange tijd onder water en gebruikt zijn kieuwen om te ademen. Je kunt de nimfen herkennen aan de drie staartdraden aan het achtereinde van het lijf.

In Nederland komen meer dan 50 soorten eendagsvliegen voor! Eén van de soorten die je zou kunnen vangen heet Cloeon dipterum. Als je op het kaartje klikt, kan je zien waar deze soort pas nog is gevonden. De meeste soorten leven als nimf voornamelijk van plantaardig materiaal, zoals algen en plantenresten. Als de nimf volgroeid is, kruipt hij naar het oppervlak. De huid van de nimf barst dan open en de volwassen eendagsvlieg kruipt langzaam tevoorschijn.

Volwassen eendagsvliegen hebben vleugels en leven maar erg kort, vandaar ook hun naam. Hun monddelen zijn heel slecht ontwikkeld, waardoor ze niet kunnen eten. Hun korte leventje kent slechts één doel: paren en eitjes afzetten. Als dit gelukt is, sterven ze.

Larve van een slijkvlieg (Megaloptera)

Periode actief: april - september

Slijkvliegen worden ook wel elzenvliegen genoemd. In Nederland komen drie soorten slijkvliegen voor. De meest algemene slijkvlieg heet Sialis lutaria. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gevonden. De larven zijn een beetje paarsachtig van kleur en vooral te herkennen aan hun draadvormige, naar opzij stekende kieuwen. Je kunt de larven vooral vinden op modderige bodems (‘slijk’). In tegenstelling tot de volwassen slijkvliegen, zijn de larven gevaarlijke rovers met grote kaken. Ze voeden zich met allerlei kleine dieren, zoals muggenlarven en wormen. Ondanks hun sterke kaken zijn ze te klein om je hard te kunnen bijten.

Volwassen slijkvliegen leven vooral van nectar en leven maar kort. Het zijn heel langzaam vliegende insecten met donkere, geaderde vleugels. Ze leggen hun eitjes vlak boven het water. Als de larven uit de eitjes komen, vallen ze in het water. Daar leven ze één tot twee jaar, voordat ze zich gaan verpoppen in oeverplanten.

Watervlooien (Cladocera)

Periode actief: april - september

Watervlooien zijn kleine, nog net met het blote oog zichtbare, kreeftachtigen die in het water rondzwemmen. Ze kunnen 0,5 cm groot worden. Je ziet deze bijna doorzichtige beestjes vaak wat schokkerig door het water zwemmen en weer een stukje uitzakken en dit de hele dag door. Watervlooien eten algjes uit het water en maken zo het water schoon.

Deze diertjes moeten zelf wel heel goed uitkijken dat ze niet worden opgegeten. Jonge vissen, salamanders en larven van libellen en waterjuffers zijn namelijk dol op deze doorschijnende beestjes.

Watervlooien kunnen heel snel en heel veel jonkies maken. De vrouwtjes hebben namelijk geen mannetjes nodig om baby's te krijgen. Van de watervlooien die je ziet zijn de meeste vrouwtjes. Alleen als de omstandigheden ongunstig worden gaan de vrouwtjes met een mannetje paren en maken ze een ander soort eieren (wintereieren). Deze eieren hebben een dikker omhulsel en zijn groter. Hierdoor passen er veel minder in de broedzak van de moeders. Meestal heeft de moeder dan 1 omhulsel met daarin 2 wintereieren, terwijl er van de normale eitjes wel tientallen in de broedzak passen. De wintereieren wachten de slechtere tijden af en komen pas uit als de omstandigheden weer beter worden. Waar baby’s bij mensen in de baarmoeder in de buik van de moeder groeien, zitten de baby’s van watervlooien aan de rugzijde van de moeder in een broedzak. Van de tientallen eitjes komen er 3 tot 9 per legsel uit. Dit gebeurt in de moeder, net als bij ons mensen. De eitjes in de moeder komen al na enkele dagen uit en de jonge watervlooien blijven nog 2 tot 3 dagen in het lichaam van de moeder. Als de moeder gaat vervellen verlaten de kleintjes haar lichaam. Afhankelijk van de temperatuur groeien de jonkies in 6 tot 8 weken uit tot volgroeide watervlooien.

Tiendoornig stekelbaarsje (Pungitius pungitius)

Periode actief: april - september

De tiendoornige stekelbaars dankt zijn naam aan de 8 tot 10 stekels, die het visje op zijn rug draagt. Het stekelbaarsje is de kleinste vissoort die in Nederland in het wild thuis hoort en wordt maximaal 7 cm lang. Dit visje leeft al duizenden jaren in Nederland, maar wordt meestal niet heel oud, 1 tot 2 jaar.

In de periode mei – juli gaan de stekelbaarzen paren. In deze periode is het mannetje prachtig rood gekleurd om indruk te maken op het vrouwtje. Het mannetje maakt dan een mooi nestje van steentjes met een tunneltje waar hij het vrouwtje doorheen wil lokken. Het is de bedoeling dat het vrouwtje daar haar eitjes gaat leggen. Daarna bevrucht het mannetje de eitjes. Het mannetje zorgt voor de eitjes en de jongen.

De tiendoornige stekelbaars vind je door heel Nederland. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de soort pas nog gevonden is.

Kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris)

Periode actief: maart - september

De kleine watersalamander is een kleine soort amfibie. Meestal wordt deze salamander niet groter dan 9 cm van kop tot staart. Het is de meest algemene watersalamander van Nederland. De kleine watersalamander ziet eruit als een klein, bruin hagedisje met donkere vlekjes en een lichtergekleurde buik met over het midden een oranjerode streep. De mannetjes hebben over de rug een soort kammetje. De vrouwtjes hebben dat niet. Watersalamanders zijn carnivoor, wat betekent dat ze alleen vlees eten. Als ze nog in het water leven eten deze salamanders vooral watervlooien. Op het land vinden ze prooien in kleine regenwormen en slakken.

Na de winter komen eerst de mannetjes uit hun schuilplaatsen op het land tevoorschijn en lopen naar het water. Enkele dagen tot weken daarna komen de vrouwtjes tevoorschijn. Vanaf eind maart tot eind juni paren de salamanders en gaan de vrouwtjes eitjes afzetten. In totaal zet een vrouwtje wel honderden eitjes af, maar ze doet dit met een gemiddelde van ongeveer 10 eitjes per dag. Tussen begin april en half juli komen de larven dan uit deze eitjes. De ontwikkeling van eitje tot jonge larve duurt 1 tot 3 weken. De jonge larfjes groeien in 6 tot 10 weken uit tot de jonge salamandertjes zoals wij ze kennen.

Je vindt de watersalamander vooral in vijvers, poelen en sloten met veel oever- en waterplanten en het liefst weinig tot geen vissen. De kleine watersalamander komt in heel Nederland voor, maar in het noorden van Nederland kom je ze minder vaak tegen. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze salamander pas nog is gezien.

Kikkerdril

Periode actief: april - september

In de tijd dat kikkers zich gaan voortplanten trekken ze naar het water. Dit gebeurt in de periode februari – april. Kikkers paren in het water met elkaar. De mannetjes kruipen op de vrouwtjes en klemmen zich er strak omheen. De vrouwtjes gaan eitjes leggen en de mannetjes bevruchten deze eitjes direct. Om de eitjes zit een dikke, doorzichtige beschermlaag. Kikkers leggen hun eitjes in kluiten bij elkaar. Padden maken meestal snoeren van eitjes.

Kikkervisjes

Periode actief: april - september

Kikkervisjes of donderkopjes zijn de jonkies van padden of kikkers. Ze ontstaan na enkele dagen of weken uit de eitjes en groeien in 2 maanden tijd uit tot volwassen dieren. Eerst groeit het eitje uit tot het jonge kikkervisje. Deze visjes eten eerst alleen nog maar algjes. Na verloop van tijd zie je dat de kikkervisjes achterpootjes krijgen. De voorpootjes worden in dezelfde tijd aangelegd, maar die zitten nog verstopt onder de huid, dus die zie je nog niet. Als de voorpootjes tevoorschijn komen, gaan de kikkervisjes van ademhaling via de kieuwen, zoals bij vissen, over op ademhaling via longen, zoals mensen dit ook doen. Vanaf dit moment verdwijnt ook langzaam de staart van het dikkopje. Ook de mond van het diertje verandert nu van een klein mondje met schraaptandjes in een brede kikker- of paddenbek. Het diertje is zich langzaam klaar aan het maken, om vlees in de vorm van insecten te gaan eten.

Groene kikker (Pelophylax sp.)

Periode actief: april - september

Het geven van de juiste naam is bij de groene kikkers soms erg lastig. In Nederland kennen we drie soorten groene kikkers die sterk op elkaar lijken. De Europese meerkikker (Pelophylax ridibundus) is de grootste van de drie. Daarnaast kan je ook de bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus) tegenkomen of de poelkikker (Pelophylax lessonae). Om onderscheid te maken tussen deze soorten kun je het beste kijken naar de binnenste teen aan de achterpoot van de kikkers. Aan deze teen zit een graafknobbel. De grootte en vorm van deze knobbel is bij alle drie soorten verschillend. Je kan ook nog kijken naar de lengte van de achterpoten, want ook die verschilt. De meeste groene kikkers kan je vinden in de periode april – oktober. Buiten deze periode is het te koud en houden de dieren zich schuil. 

Europese meerkikker (Pelophylax ridibunda)

De Europese meerkikker is een vrij grote groene kikker die wel 14 cm kan worden. De vrouwtjes worden doorgaans wat groter dan de mannetjes. Mannetjes blijven qua lengte meestal kleiner dan 10 cm. De meerkikker is donkergroen- tot bruingroen met een duidelijke groen streep over de rug en donkere vlekken. De ogen staan dicht bij elkaar en boven op de kop. Meerkikkers kan je op heel wat plekken tegenkomen, van de laaglanden tot in de bergen en van open landschappen tot diep in het bos, als er maar water en planten in de buurt zijn. In Nederland vind je deze soort voornamelijk in de westelijke helft. Klik op het eerste kaartje van de groene kikkers om te zien waar deze soort pas nog gevonden is.

Bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus)

De bastaardkikker heeft een groene rug met donkere vlekken en over het midden van de rug loopt een lichtgroene streep. Ook bij deze soort blijven de mannetjes kleiner dan de vrouwtjes. Mannetjes worden maximaal 9 cm, terwijl de vrouwtjes maximaal 11 cm worden. De bastaardkikker is een kruising tussen de meerkikker en de poelkikker. Daardoor lijkt de bastaardkikker op beide andere soorten. Ook deze kikker houdt voornamelijk van door de zon beschenen watertjes. Je treft deze soort aan op open plekken in de bossen of op heideterreinen, maar ook in drinkputten. Klik op het tweede kaartje van de groene kikkers om te zien waar deze soort pas nog gevonden is.

Poelkikker (Pelophylax lessonae)

De poelkikker is geelgroen van kleur en wordt maximaal 7 cm lang. De vrouwtjes worden vaak iets groter, maximaal 8 cm. Van de in Nederland wonende groene kikkers (buiten de boomkikker) is de poelkikker het vaakst op het land aan te treffen. De poelkikker woont meestal in poelen, vijvers of vennen op de zandgronden en in hoogveengebieden. Daardoor kom je de poelkikker vooral in Oost-Nederland tegen. Klik op het derde kaartje van de groene kikkers om te zien waar deze soort pas nog gevonden is.

Bruine kikker (Rana temporaria)

Periode actief: april - september

Van de bruine kikkers kennen we in Nederland twee soorten: de bruine kikker (Rana temporaria) en de heikikker (Rana arvalis). De bruine kikker is van de twee de meest algemene en kan ruim 10 cm groot kan worden. Zoals de naam misschien zou doen verwachten is de bruine kikker niet altijd bruin. Soms is deze roodbruin, geelbruin of grijsbruin, maar heeft altijd een kenmerkend v-vormig vlekje in de nek. 

De bruine kikker houdt van ondiepe, zonnige plekjes in het water. De soort komt veel voor in Nederland. Daarom kun je deze zelfs tot in de stad vinden. Klik maar eens op het kaartje. Deze kikkers zijn voornamelijk tijdens het paren bij het water te vinden. Dit gebeurt in maart. Daarna trekken ze weer het land op en verstoppen zich dan vaak in bosjes en tussen het hoge gras of tussen andere planten.

Gewone pad (Bufo bufo)

Periode actief: februari - september

De gewone pad ziet eruit als een nogal dikke, bruine tot roodbruine kikker met allemaal bultjes over zijn lijf. De mannetjes van deze pad worden ongeveer 6 cm lang. Vrouwtjes kunnen wel 11 cm lang worden. Padden leven vooral op het land, maar paren in het water. Dit doen ze in de periode februari – april. Daar zetten ze ook hun eitjes af. Padden maken een soort kettingen van eitjes onder water, paddendril. Deze kettingen zitten vol met eitjes, soms wel 1.200 tot 6.000 per ketting. Deze kettingen of eisnoeren kleven vast tussen de waterplanten. Het menu van een pad bestaat vooral uit wormen, spinnen en allerlei insecten.

Op het land wonen de padden meestal in bossen of bosranden onder de bladeren of in boomstammen. Padden worden vaak pas actief als het gaat schemeren. Daarom zul je een pad eerder tegenkomen met slecht, donker weer. De gewone pad komt in heel Nederland voor. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar in Nederland.