Vlinders

Natuurinfotafel Groningen Beijum Vlinders

Vlinders zijn insecten uit de orde van de schubvleugeligen, de Lepidoptera. De vleugels van vlinders zijn bedekt met vele kleine schubjes, vandaar de naam.

In Nederland maken we onderscheid tussen dagvlinders en nachtvlinders. Dagvlinders hebben aan het einde van hun antennes een knopje, zoals bij een speld. Nachtvlinders hebben meestal geveerde, of draadvormige antennes. Dagvlinders vliegen alleen overdag, ze zijn dagactief. Nachtvlinders vliegen vooral ‘s avonds en ’s nachts, maar er zijn ook soorten nachtvlinders die dagactief zijn (bijvoorbeeld de Sint-Jansvlinder en de kolibrievlinder).

Vlinders proeven met pootjes en weten zo op wat voor blad ze zitten en of dit een geschikte plant is om eitjes op af te zetten. Met hun pootjes bepalen ze ook de windrichting. Ruiken doen vlinders met hun antennen. Ze vangen de geurstoffen op met hun antennen. Vooral de nachtvlinders met de geveerde antennen zijn hier goed in. Vlinders leven van nectar dat ze uit bloemen verzamelen door middel van een roltong. Als vlinders hun tong niet gebruiken zit deze opgerold onder hun kop.

Hieronder vind je informatie over verschillende soorten dagvlinders die je in Nederland kan vinden.

Dagpauwoog (Aglais io )

Vliegtijd: maart - september

Deze vlinder is goed te herkennen aan de grote blauwe oogvlekken op de rode vleugels, net als de ogen op de veren van een pauw. De dagpauwoog is een grote vlinder. Met opengevouwen vleugels is dit dier bijna 6 cm breed.

De dagpauwoog legt haar eitjes aan de onderkant van bladeren van de grote brandnetel. De eitjes lijken net hoopjes van 200 tot 300 kleine groene kraaltjes. Na 7 dagen komen de rupsen uit het ei en leven dan ongeveer 24 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn zwart met witte stippeltjes. Over het hele lichaam staan zwarte stekelharen. De rups heeft ongeveer 12 dagen nodig om van pop te veranderen in een vlinder. Als het winter wordt zoekt deze vlinder een beschut plekje om te overwinteren, bijvoorbeeld in een schuur. Als het weer voorjaar is kan ze direct eitjes gaan leggen

De dagpauwoog komt in heel Nederland voor. Je kan deze vlinder in veel verschillende gebieden tegenkomen, zoals tuinen, bosranden en graslanden. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is ontdekt.

Kleine vos (Aglais urticae)

Vliegtijd: februari - december

 De kleine vos is een oranjebruine vlinder, maar het belangrijkste kenmerk is de rand met blauwe stipjes die langs de vleugels loopt. De kleine vos is 4,8 cm breed met de vleugels helemaal opengesperd, een gemiddelde grootte.

Deze vlinder legt eitjes aan de onderkant van jonge bladeren van de grote brandnetel, in groepjes van 150-300 eieren. Die eitjes lijken wel op hoopjes kleine groene kraaltjes. De rupsen komen na 8 dagen uit het ei en leven dan 18 dagen als rups tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn zwart met lange rijen gele vlekjes en borstelige uitsteeksels. Na 10 dagen in de pop komt de vlinder tevoorschijn.

De kleine vos komt in heel Nederland voor in open veld met mooie struweelranden. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is ontdekt.

Oranjetipje (Antocharis cardamines )

Vliegtijd: maart - juni

Deze vlinder dankt zijn naam aan de oranje vleugelpunten, want verder is het dier wit met zwart-gele vlekken op de onderkant van de vleugel. Overigens heeft alleen het mannetje deze oranje vlekken. Het vrouwtje lijkt heel erg op een koolwitje. Het oranjetipje heeft een gemiddelde grootte. Met de vleugels opengespreid is dit dier 4,4 cm breed.

Het oranjetipje legt haar eitjes op de pinsterbloem of op look-zonder-look. Het eitje, een langwerpig oranje kraaltje, kan je vinden in de hoek (oksel) van de stengel met een bloemsteeltje. Meestal wordt er maar 1eitje per plant afgezet. Na 5 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan 16 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn lang en smal. De kleur is licht groen met donkergroene stippeltjes. Langs de zijkant van het lichaam zit een witte band. Het hele lichaam is dun behaard. De rupsen van het oranjetipje blijven bijna een jaar lang in de pop.

Het oranjetipje komt in heel Nederland voor, maar in kleine aantallen. Deze vlinder leeft vooral langs bosranden, struwelen en graslanden met pinksterbloemen. Klik op het kaartje om te bekijken waar deze soort pas nog is gezien.

Koevinkje (Aphanthopus hyperanthus )

Vliegtijd: juni - augustus

Het koevinkje is een onopvallende vlinder. De vleugels zijn bruin en op de onderkant zit een rij oogvlekken met een witte stip een een gele rand. Deze vlinder heeft een gemiddelde grootte en is 4,6 cm breed als de vleugels opengesperd zijn.

De vlinder laat haar eitjes tussen het gras op de grond vallen. Na 16 dagen komen de rupsen uit het ei en leven dan de rest van het jaar als rups. Het koevinkje overwintert dus ook als rups. De rupsen zijn bruinig-groen met borstelharen over het hele lichaam. Pas in de volgende lente verpoppen de rupsen zich. Het duurt dan 18 dagen voor de vlinder uit de pop komt.

Het koevinkje komt vooral voor in het oosten van Nederland, langs de westkust en in Zeeland. Je kan de vlinders vinden aan de rand van weilanden met struweel en bij open plekken in het bos. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is gevonden.

Landkaartje (Araschnia levana )

Vliegtijd: april - september

Van deze vlinder kun je 2 verschillende kleurvormen tegenkomen. In het voorjaar is de vlinder oranje met zwarte vlekken, terwijl ze in de zomer zwart zijn met een duidelijke witte band. Op de foto zie je de onderkant van een vlinder in zomervorm waarop je ook de witte strepen en band kan herkennen.

Het landkaartje legt haar eitjes op de grote brandnetel. Na 5 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan 23 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn zwart en borstelig met langs de zijkant een oranje streep. In het voorjaar duurt het 12 dagen voor de vlinder uit de pop komt, maar rupsen die pas in het najaar verpoppen blijven de hele winter in de pop.

Het landkaartje komt in heel Nederland voor bij open plekken in het bos of langs de bosrand. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is ontdekt.

Boomblauwtje (Celastrina argiolus )

Vliegtijd: april - september

Het boomblauwtje is een (licht) blauwe vlinder met op de onderkant van de vleugels zwart stippen. De vleugelrand heeft witte franje. Het boomblauwtje is maar een klein vlindertje. Met de vleugels opengespreid is de soort maar 3 cm breed.

Deze vlinder legt haar eitjes op bloemknoppen van klimop, sporkehout (vuilboom) en hulst. Het eitje ziet er uit als een klein wit kraaltje. Na 4 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan 18 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn ook klein en groen tot rood van kleur. Op de rug zijn ze gebobbeld. In het voorjaar duurt het 14 dagen voor de vlinder verpopt is en uit de pop komt, maar rupsen die pas in het najaar verpoppen blijven de hele winter in de popstadium.

In heel Nederland kan je het boomblauwtje tegenkomen. Vooral in tuinen met klimop of hulst worden ze vaak gezien. Verder kan je de vlinders vinden in bossen, langs struwelen en zelfs op de hei. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is gevonden.

Hooibeestje (Coenonympha pamphilus )

Vliegtijd: februari - oktober

De bovenkant van de vleugels van deze soort is geel bruin (oranje) zonder opvallende vlekken. De onderkant van de voorvleugels is meestal felgekleurd met een oogvlek. Het hooibeestje is niet zo groot, maar 3,3 cm breed als de vleugels helemaal open gevouwen zijn.

Het hooibeestje legt haar eitjes op de bladeren van verschillende grassen. Het eitje lijkt op een wittig speldenknopje. Na 13 dagen komen de rupsen uit het ei en leven dan 35 tot 60 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn felgroen met een lichte streep langs de zijkant van het lichaam en een donkere streep over de rug. Na 14 dagen in de pop is de rups veranderd in een vlinder.

Het hooibeestje komt bijna in heel Nederland voor in graslanden met weinig voedingsstoffen. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is gevonden. 

Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni )

Vliegtijd: maart - oktober

Deze vlinder is vrij groot, namelijk 6 cm breed als de vleugels opengesperd zijn. De mannetjes hebben citroengele vleugels, terwijl de vrouwtjes groener van kleur zijn.

De citroenvlinder legt haar eitjes op sporkehout (vuilboom) en wegedoorn. Na 6 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan ongeveer 32 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn donkergroen met een licht rand langs de zijkant van het lichaam. In de pop veranderen de rupsen in 12 dagen in een vlinder. De citroenvlinder overwintert als vlinder tussen het gras of in dichte struiken. Soms kan je ze ook vinden in een schuur. In het voorjaar kunnen ze dan meteen beginnen met het leggen van eitjes.

De citroenvlinder komt in heel Nederland voor bij open plekken in het bos of langs de bosrand en in het struweel. Ze worden ook vaak gezien in tuinen en parken. Klik op het kaartje om te bekijken waar deze soort pas nog is ontdekt.

Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas )

Vliegtijd: maart - oktober

Dit kleine vlindertje valt op door de felle rood-oranje kleuren van vooral de voorvleugels. Deze kleur zit aan de bovenkant en aan de onderkant van de vleugels. Over de bruine bovenkant van de achtervleugels loopt een rood-oranje gekleurde band, deze is ook heel licht te zien aan de onderkant van de vleugel. De kleine vuurvlinder is 2,8 cm breed met de vleugels opengesperd, niet zo groot dus.

Deze vuurvlinder legt haar eitjes op schapenzurging. Het eitje is een klein wit bolletje. Na 6 dagen komen de rupsen al uit het ei. De rupsen zijn groen en soms hebben ze rode lijnen op het lichaam. In het voorjaar leven de rupsen 21 dagen tot ze gaan verpoppen, maar rupsen die later in het jaar uit hun eitje zijn gekropen overwinteren als rups. Zij verpoppen pas in het volgende voorjaar. Het duurt ongeveer 12 dagen voor de vlinder uit de pop komt.

De kleine vuurvlinder komt verspreid in heel Nederland in lage aantallen voor. Je kan deze soort vinden in graslanden die weinig voedingsstoffen bevatten en waar de planten laag blijven. Klik op het kaartje om te bekijken waar deze soort pas nog is gezien.

Groot dikkopje (Ochlodes faunus )

Vliegtijd: juni - augustus

Dikkopjes zijn hele kleine vlindertjes. Het groot dikkopje is met 3 cm breed een van de grootste van deze groep. De dikkopjes hebben een brede kop, waardoor de antennen verder uit elkaar staan dan bij andere vlindersoorten. De vleugels zijn oranje-bruin van boven en lichtbruin aan de onderkant. Het knopje van de zwart-wit gestreepte antenne loopt uit in een haakje.

Het groot dikkopje legt haar eitjes in het gras. Het eitje is een wit speldenknopje. Na 11 dagen komen de rupsen uit het ei en leven dan bijna een jaar lang als rups. Dit betekent dat ze ook overwinteren als rups. Dit doen ze in stevige kokertjes van bij elkaar gesponnen grassprietjes. De rupsen zijn groen en hebben een zwart, witte kop. In het voorjaar duurt het 21 dagen voor de vlinder uit de pop komt.

Het groot dikkopje komt bijna in heel Nederland voor bij bosranden met braamstruweel. Met name rond het IJsselmeer en de noordkust ontbreekt dit vlindertje. Klik op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gevonden.

Bont zandoogje (Pararge aegeria )

Vliegtijd: februari - oktober

Het is een donkere vlinder met lichte vlekken op de vleugels. Langs de onderrand van de achtervleugel zitten een aantal oogvlekken.

Het bont zandoogje legt haar eitjes op de bladeren van verschillende grassoorten. De eitjes zijn te vergelijken met een klein, wit speldenknopje. Na 8 dagen komen de rupsen uit het ei en leven dan tussen 64 en 230 dagen tot ze gaan verpoppen. Dit betekent dat de meeste dieren als pop overwinteren en slechts een klein deel van de dieren overwintert als rups. De rupsen zijn groen met enkele lichte lengtestrepen en korte haartjes. In het voorjaar duurt het 18 dagen voor de vlinder uit de pop komt.

Het bont zandoogje komt in heel Nederland voor langs bospaden en bosranden met braamstruweel. Klik op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog ontdekt is.

Groot koolwitje (Pieris brassicae )

Vliegtijd: maart - oktober

Het gaat hier om een grote vlinder van ruim 6 cm breed met de vleugels helemaal open gevouwen. Het groot koolwitje heeft witte vleugels met op de bovenkant van de vleugel een of enkele zwarte stippen. De vleugeltoppen van de voorvleugel zijn zwart. Deze zwarte vlek loopt door tot de helft van de buitenste vleugelrand. De tekening van het groot koolwitje lijkt sterk op die van het klein koolwitje.

Het groot koolwitje legt haar eitjes in groepjes van ruim 40 eitjes op de onderkant van kool of look-zonder-look. De eitjes zijn gele, wat langwerpige kraaltjes. Na 6 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan 19 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn geel met zwarte vlekken en korte haren. In het voorjaar duurt het 20 dagen voor de vlinder uit de pop komt, maar rupsen die pas in het najaar verpoppen blijven de hele winter in de pop.

Het groot koolwitje komt in heel Nederland voor in graslanden en akkers, maar ook veel in tuinen. Klik op de kaart om te bekijken waar deze soort pas nog is ontdekt.

Klein geaderd witje (Pieris napi )

Vliegtijd: april - november

Deze vlinder heeft witte vleugels met op de bovenkant twee zwarte of grijze stippen en een zwarte vleugelpunt. De onderkant van de vleugels is soms gelig. De aders van de vleugels zijn grijs tot zwart getekend. Deze vlinder is gemiddeld van grootte, namelijk 4,8 cm breed met opengesperde vleugels.

Het klein geaderd witje legt haar eitjes aan de onderkant van bladeren van look-zonder-look, pinksterbloem of waterkers. De eitjes zijn gele puntige speldenknopjes. Na 5 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan 17 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn groen met langs de zijkant gele stippen. Over het hele lichaam staan korte witte haren. In het voorjaar duurt het 11 dagen voor de vlinder uit de pop komt, maar rupsen die pas in het najaar verpoppen blijven de hele winter in de pop.

Het klein geaderd witje komt in heel Nederland voor op heel verschillende plekken. Je kan de vlinders vinden in tuinen, struwelen, open bos en rond akkers. Klik op de kaart om te bekijken waar deze soort pas nog gevonden is.

Klein koolwitje (Pieris rapae )

Vliegtijd: maart - november

Deze vlinder is net als het groot koolwitje helemaal wit met een zwarte stip op de vleugel. Ook bij het klein koolwitje is de punt van de voorvleugel zwart getekend, maar dit loopt slechts een klein stukje langs de vleugelrand naar beneden door, minder dus dan bij het groot koolwitje. Deze vlinder is gemiddeld van grootte, ongeveer 5,5 cm breed met gespreidde vleugels.

Het klein koolwitje legt haar eitjes aan de onderkant van bijvoorbeeld kool, koolzaad en pinksterbloem. Deze eitjes zijn geel, wat langwerpig en puntig. Na 5 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan ongeveer 17 dagen tot ze gaan verpoppen. De rupsen zijn groen en kort behaard, met langs de zijkant gele stipjes. In het voorjaar duurt het 11 dagen voor de vlinder uit de pop komt, maar rupsen die pas in het najaar verpoppen blijven de hele winter in de pop.

Het klein koolwitje komt in heel Nederland voor op veel verschillende plekken. Je kan ze vinden in tuinen, graslanden, bosranden en open bossen. Klik op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gezien. 

Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album )

Vliegtijd: maart - oktober

Het meest opvallende van deze vlinder zijn de gegolfde vleugelranden. De vleugels zijn oranje met zwarte vlekken. Langs de vleugelranden zit een donker bruine rand met lichte vlekjes. De onderkant van de vleugels is heel donker van kleur met op de achtervleugel een witte c-vormige vlek. Deze vlinder heeft met een breedte van 4,8 cm bij gespeide vleugels een gemiddelde grootte.

De gehakkelde aurelia legt haar eitjes op de onderkant van bladeren van de grote brandnetel. Het eitje is een groen speldenknopje met lichte lijnen. Na 6 dagen komen de rupsen al uit het ei en leven dan 22 dagen tot ze gaan verpoppen. De rups is heel bont gekleurd. Het lichaam is voornamelijk zwart met een ornaje tekening langs de zijkant en een witte rug. Over het hele lichaam staan stekels. Deze vlinder komt na 14 dagen uit de pop tevoorschijn. De gehakkelde aurelia overwintert als vlinder in holle bomen, schuren of kelders.

De gehakkelde aurelia komt in heel Nederland voor bij open plekken in het bos of langs de bosrand. Klik op de kaart om te bekijken waar deze soort pas nog is gevonden.

Icarusblauwtje (Polyommatus icarus )

Vliegtijd: april - oktober

Het mannetje en het vrouwtje kunnen sterk van elkaar verschillen in kleur. De onderkant van de vleugels is bruin tot licht blauw met een oranje baan langs de vleugelrand. De bovenkant van de vleugels is bij de mannetjes lichtblauw, maar bij de vrouwtjes kan deze bruin zijn, bruin met blauwe bestuiving of helemaal paarsblauw. Het vrouwtje kan ook op de bovenkant een oranje rand hebben. De vlinders zijn niet heel groot, namelijk, 3,3 cm breed met de vleugels volledig gespreid.

Het icarusblauwtje legt haar eitjes op de onderkant van de bladeren van rolklaver. Het eitje ziet eruit als een wit speldenknopje. Na 6 dagen komen de rupsen al uit het ei. De rupsen zijn kort en dik. Ze zijn groen van kleur met een licht streep langs de zijkant en borstelige haartjes. Rupsen overwinteren verscholen in strooisellaag op de grond. In het voorjaar gaan de rupsen in de pop, waar ze in 12 dagen veranderen in een vlinder.

Het icarusblauwtje komt in heel Nederland voor in verschillende graslanden. Klik op het kaartje om te bekijken waar deze soort pas nog is gevonden.