Bijenhotel

Een bijenhotel is een soort houten nestkast met allemaal gaatjes, liefst van verschillende formaten. Deze gaatjes kunnen dan gebruikt worden door insecten om te schuilen, slapen of om er nestjes in te bouwen. Omdat wij mensen onze leefomgeving steeds netter willen hebben verdwijnen plekken waar insecten zoals bijen hun nestjes kunnen bouwen in rap tempo. Dit is een gevaarlijk verandering ook voor de mensen. Als wij niet zorgen dat de bijen blijven leven, worden onze gewassen niet meer bestoven en gaan deze niet groeien. Daardoor is er minder eten voor de mens. Het is dus heel belangrijk dat we zorgen dat we deze insecten bij ons in de buurt houden. Om ervoor te zorgen dat bijen, wespen en ander vliegend gespuis weer extra leefruimte krijgt kan je zelf een bijenhotel maken en ophangen. Een bijenhotel biedt dan een deel van die leefruimte die voor veel verschillende insecten, niet alleen bijen, zo belangrijk is. Door in je bijenhotel te werken met gaatjes van verschillende grootte biedt je ‘woonruimte’ voor verschillende insectensoorten. 

Zou je zelf een bijenhotel willen bouwen? Klik dan op knopje 'handleiding' om een handleiding voor een bijenhotel te downloaden.

Hieronder vind je informatie over een aantal soorten die je in en rondom bijenhotels aan kan treffen.

Download hier de handleiding om zelf een bijenhotel te maken!

Muurwesp (Ancistrocerus sp.)

Vliegtijd: half april - begin oktober

Wespen die nestelen in gaatjes in muren en andersoortige openingen (ook in hout) noemen we muurwespen. Het zijn zwartgeel gestreepte insecten met een heel slank middel en een vrij smal toelopend achterlijf. Muurwespen leven niet in grote volken, maar bouwen in hun eentje een nestje. In de gaatjes of in muren of hout, bouwen deze wespen met leem of klei kleine kamertjes die ze vullen met een eitje, 1 per kamertje. Soms worden muurwespen ook wel leemwespen genoemd. Je snapt nu waarom. De larven die uit deze eitjes ontstaan worden door de wespen gevoed met rupsjes. 

De leemwesp Ancistrocerus parietum is in Nederland een algemene soort muurwesp, die overal voorkomt. Hij wordt veel gezien in tuinen, vanwege het zoeken naar nestmogelijkheden in muren, schuttingen en palen. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort voorkomt. 

Grote wolbij (Anthidium manicatum)

Vliegtijd: half mei- augustus

Wolbijen zijn vrij grote bijen met een opvallende zwart-gele of geelwitte tekening. Net als zweefvliegen kunnen de mannetjes van de wolbijen ook stil in de lucht hangen. Het mannetje van de grote wolbij is groter dan het vrouwtje. Wat verder opvalt bij deze mannetjes is dat ze op het laatste stukje van het achterlijf drie stekels hebben. De grote wolbij nestelt in spleten in muren of in holletjes in het hout of in holle plantenstengels. Het nestje lijkt op een bolletje watten met daarin 1 tot 16 onzichtbare nestkamertjes/broedcellen. De buitenkant van het nest wordt beschermd met een laagje plantenharen, steentjes, stukjes hout of zandkorreltjes.

De grote wolbij is een bij die vooral te vinden is bij bloemrijke tuinen en parken. Het wordt ook wel een cultuurvolger genoemd, omdat deze bij naar de tuinen van mensen trekt. Daar waar nieuwe bloemrijke tuinen ontstaan is de kans groot dat je de grote wolbij gaat vinden. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de grote wolbij voor komt. 

Gewone goudwesp (Chrysis ignita)

Vliegtijd: april - september

De gewone goudwesp is een prachtig klein wespje met opvallende kleuren. De kop en het borststuk zijn metaalachtig blauw tot groenblauw. Het achterlijf is metaalachtig rood/roze/paars van kleur. Dit wespje legt vaak eitjes in het nest van metselbijen (zie elders op deze website). Om die reden wordt het insect ook wel een koekoekswesp genoemd. Je hebt ook koekoeksbijen. Die leggen ook eitjes in het nest van een ander. Dat doet de vogel die koekoek heet ook, die legt het ei in het nest van een andere vogelsoort. Vandaar dat de naam 'koekoek' ook voor bijen en wespen wordt gebruikt. 

Je kunt deze goudwesp vanwege zijn gedrag dus vaak zien bij bijenhotels. De goudwesp wacht namelijk tot de andere bij of wesp in het nest gaat om een eitje te leggen. Dan legt de goudwesp er snel zelf een eitje bij. Soms gaat de bij of wesp waar het nestje van is dan proberen te steken, maar het is moeilijk steken in het harde pantser van de goudwesp.

Doordat de gewone goudwesp maar zo klein is, wordt de soort niet zo snel gezien. Hierdoor weten we nog niet goed waar dit wespje allemaal leeft. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar de gewone goudwesp pas nog is aangetroffen.

Hongerwesp (Gasteruption jaculator )

Vliegtijd: juni - september

Hongerwespen zijn een bepaalde groep binnen de sluipwespen. Dit zijn hele slanke insecten met een vrij lang achterlijf. Bij de vrouwtjes zit er aan dit lange achterlijf nog een hele lange, dunne buis, de legbuis. Daarmee legt ze haar eitjes in een nestje van een bij (of soms een wesp) die gewend is in zijn eentje een nest te bouwen (solitaire bij). De eitjes van solitaire bijen worden dus niet in een bijenkorf gelegd. Uit het eitje komt het sluipwespenlarfje tevoorschijn. Dit larfje gaat het eitje van de bij of de larve die eruit is ontstaan opeten. Als de sluipwesp daarna nog honger heeft begint hij aan de bijenlarve in het volgende kamertje. 

In Nederland hebben we negen verschillende soorten hongerwespen. Al deze wespen parasiteren op bijen. Daarom vind je deze slimme beestjes ook vaak in de buurt van bijenhotels. Een soort die je vaker tegenkomt is de hongerwesp Gasteruption jaculator. In Nederland zijn niet veel mensen die goed naar hongerwespen kijken, dus is er nog veel onbekend over waar deze soort allemaal voorkomt. Daardoor heeft deze wesp niet eens een Nederlandse naam. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze hongerwesp pas nog is gevonden. 

Tronkenbij (Heriades truncorum)

Vliegtijd: juni - augustus

Tronkenbijen zijn kleine, zwarte bijen met weinig haren. In Nederland kennen we maar één soort, de tronkenbij. Deze bij bouwt nesten in bestande holtes in hout of holle stengels van planten. In de buurt van mensen kruipen ze graag in bijenhotels. Deze bij bouwt lijnvormige nestjes met 1 tot 10 broedkamertjes. De broedkamertjes worden van elkaar gescheiden met een soort hars. Dit hars haalt de tronkenbij voornamelijk uit naaldbomen. Voor het afsluiten van het nestje gebruikt de bij een combinatie van hars met steentjes, zandkorrels, stukjes plant of stukjes hout. 

Deze soort vind je vooral in naaldbossen en langs bosranden en rond gebouwen. In Nederland komt deze bij vooral in het zuiden en oosten van het land voor, maar breidt zich uit naar het westen en noorden van Nederland. Klik maar eens op het kaartje om uit te vinden waar de tronkenbij pas nog is gezien.

Tuinbladsnijder (Megachile centuncularis)

Vliegtijd: mei - augustus

De tuinbladsnijder is een soort uit de groep van de behangersbijen. Dit is een groep van vrij grote bijen met grote kaken. Daarmee kunnen ze gemakkelijk allerlei soorten blaadjes afknagen. Voor het bouwen van het nestje gebruikt de tuinbladsnijder verschillende soorten boomblaadjes, liefst jonge blaadjes. Als afsluiting van het nestje wordt een soort op maat gemaakt sluitdopje geproduceerd, van verschillende aan elkaar gekleefde laagjes blad. Een nestje kan tot wel 15 eitjes bevatten. Het nestje is zo gebouwd dat de eitjes ook bij dit bijtje in een rechte lijn achter elkaar liggen. De vrouwtjes larven groeien uit de achterste eitjes, de mannetjes in de voorste broedkamertjes.

De tuinbladsnijder leeft in een stedelijke omgeving. Daarbuiten is hij in loofbossen te vinden, vooral langs bosranden en in gekapte stukken bos. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar in Nederland deze bij pas nog is gezien. 

Rosse metselbij (Osmia bicornis)

Vliegtijd: maart - juni

Metselbijen zijn vrij kleine (8 tot 10 mm lange), sterk behaarde bijtjes met een ovaal achterlijf. Omdat deze bijen vrij klein zijn, lijkt hun kopje in verhouding heel groot. Deze soort dankt zijn naam niet aan de blauwe metaalkleur op de kop en borst van de vrouwtjes, maar aan het brons tot roodbruin gekleurde achterlijf. De mannetjes zijn glanzend blauwgroen van kleur en roodbruin behaard. Op de kop (het gezicht) en de buik zijn de mannetjes witgeel behaard. De vrouwtjes hebben donkere haren op de kop (zie foto).

De rosse metselbij vind je overal waar genoeg materiaal aanwezig is om nestjes in te maken. Deze bij bouwt nestjes in holle stengels van planten, maar ook in andere holtes of in bijenhotels. Het liefst bouwt de rosse metselbij nestjes in de buurt van bloeiende planten. Daar vindt de bij namelijk voedsel voor zichzelf en voor het aanleggen van voorraden in het nest. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is gevonden. 

Blauwe metselbij (Osmia caerulescens)

Vliegtijd: begin april - eind juli

Metselbijen zijn vrij kleine (8 tot 10 mm lange), sterk behaarde bijtjes met een ovaal achterlijf. Omdat deze bijen vrij klein zijn, lijkt hun kopje in verhouding heel groot. Een deel van deze metselbijtjes heeft een metaalachtige glans, zoals de blauwe metselbij. Deze metselbij dankt zijn naam aan de kleur van de vrouwtjes. Die hebben een metaalblauw lijfje met geelgrijze haartjes. De mannetjes hebben veel meer haren dan het vrouwtje en lijken daardoor heel wollig. Op het achterlijf hebben ze een aantal gele banden.

Ook dit bijtje maakt het nest in bestaande holletjes in muren, (dood) hout of holle stengels van planten. Een bijenhotel heeft dit bijtje ook heel snel gespot. Ook de oude nestjes worden vaak weer opnieuw gebruikt. De blauwe metselbij bouwt het nestje in een rechte lijn. De verschillende broedkamertjes (1 tot 7 in totaal) liggen dus precies in een lijntje achter elkaar. De schotjes tussen de broedkamertjes worden gemaakt van fijngekauwde blaadjes.

De blauwe metselbij komt vooral voor in steden. In mooie bloemrijke tuinen is de kans groot dat je deze soort tegenkomt. Ook langs bloemrijke bosranden en op spoorwegterreinen wordt deze bij gevonden. Helaas kijken maar weinig mensen echt goed naar bijen, daardoor weten we nog niet zoveel over de verspreiding in Nederland. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar de blauwe metselbij pas nog is gezien. 

Geelgerande tubebij (Stelis punctulatissima )

Vliegtijd: mei - augustus

Tubebijen zijn een groep van vrij kleine, zwarte, koekoeksbijen zonder haren. De tubebijen gebruiken de tronkenbijen, klokjesbijen, metselbijen of wolbijen als gastheer. Met koekoeksbijen bedoelen we alle bijensoorten die zelf geen voedsel voor hun jonge bijen verzamelen, maar hun eitjes leggen in het nest van andere bijensoorten die wel zorgen voor hun jonge bijen, de gastheersoorten. De geelgerande tubebij is zo’n koekoeksbij. De larve maakt het ei van de andere bijensoort in het nest kapot of dood de larve en leeft dan van het voedsel dat nog in het nest aanwezig is.

De geelgerande tubebij is vernoemd naar de gele randjes van de verschillende deeltjes (segmenten) van het achterlijf. Het is een van de grootste soorten binnen de groep van de tubebijen. Een geelgerande tubebij kan wel 1 cm groot worden. De grote wolbij is favoriet als gastheer. Dit betekent dat de geelgerande tubebij vooral nesten van de grote wolbij binnendringt om eitjes in te leggen.

De geelgerande tubebij komt vooral voor in dorpen en steden. In Nederland zijn niet zoveel mensen die de verschillende soorten bijen goed kunnen herkennen. Dit betekent dat deze soort misschien wel op meer plekken voorkomt dan nu bekend is. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is ontdekt.

Blauwe goudwesp (Trichrysis cyanea)

Vliegtijd: april - oktober

De blauwe goudwesp is, zoals de naam al zegt, een metaalachtig blauwgekleurd wespje, niet groter dan een flinke mier. Dit wespje legt vaak eitjes in het nest van andere bijen of wespen. Om die reden wordt het insect ook wel een koekoekswesp genoemd. Je hebt ook koekoeksbijen. Die leggen ook eitjes in het nest van een ander. Dat doet de vogel die koekoek heet ook, die legt haar ei in het nest van een andere vogelsoort. Vandaar dat deze naam ook voor bijen en wespen wordt gebruikt. 

Je kunt deze goudwesp vanwege zijn gedrag dus vaak zien bij bijenhotels. Ook de blauwe goudwesp wacht namelijk tot een andere bij of wesp het nest ingaat om een eitje te leggen. Als de bij of wesp weer wegvliegt, legt de goudwesp er snel zelf een eitje bij. Soms gaat de bij of wesp waar het nestje van is dan proberen te steken, maar het is moeilijk steken in het harde pantser van de blauwe goudwesp. Als je op het kaartje klikt kun je ontdekken waar deze goudwesp pas nog is gevonden.