Bos

In Nederland bestaat 10% van het landoppervlak uit bos. In vergelijking met andere Europese landen is dat erg weinig maar je wist je dat het rond 1900 slechts 4% was? In die tijd bestonden veel van onze huidige bossen uit heidevelden en stuifzanden maar toen die geen economische waarde meer hadden besloot men die gronden te gelde te maken door er bos op aan te planten. Veel van het Nederlandse bos heeft dus (al dan niet deels) een productiedoelstelling. Ondanks dit voorziet het Nederlandse bos in slechts 10% van onze eigen houtbehoefte. De rest van het hout wordt geïmporteerd uit het buitenland.

Naast de productie van hout dient het Nederlandse bos uiteraard ook andere doelen. Het is voor mensen een populaire plek om te recreëren en ook veel soorten planten en dieren zijn gebonden aan bossen als leefomgeving. Omdat een heleboel Nederlandse bossen rond het begin van de 20e eeuw nog open landschappenwaren, is het bos in Nederland relatief jong. Met het voortschrijden van de tijd beginnen veel opstanden echter meer en meer kenmerken te krijgen van oude bossen en daarmee wordt Nederland steeds aantrekkelijker typische plant- en diersoorten die in dat soort bossen goed gedijen. Misschien mogen we de komende jaren wel nieuwe broedvogels of groeiplaatsen van planten verwelkomen die zich door deze ontwikkeling hebben kunnen vestigen in Nederland!

Geschubde inktzwam (Coprinus comatus)

Bloeitijd: mei - november

De geschubde inktzwam is een paddenstoel uit de familie inktzwammen. Er zijn in Nederland bijna 100 verschillende soorten van deze familie, de geschubde inktzwam is één van de meeste voorkomende soorten en kun je verspreid over heel Nederland vinden. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Vanwege overbemesting en verstoring van de bodem worden geschubde inktzwammen in Nederland steeds talrijker. Deze paddenstoel groeit het liefst op voedselrijke grond die pas is omgewerkt. Denk hierbij aan akkers, gazons, wegbermen en parken. Vaak komen er meerdere geschubde inktzwammen in groepjes bij elkaar voor. 

De geschubde inktzwam komt als een witte cilinder uit de grond, eerst de hoed en daarna de steel. De hoed is tussen de 5 en 15 cm en is wit met daarop naar geel-bruin verkleurende omgekrulde schubben. De steel is ook wit en is 10 tot 20 cm. De rand van de hoed krult langzaamaan omhoog en vervloeit dan samen met een zwarte inkt, vandaar de naam van deze familie.

Een paddenstoel is een vruchtlichaam (bloem) van een groot schimmelnetwerk dat onder de grond zit. Dit schimmelnetwerk van de geschubde inktzwam leeft niet alleen van dood plantaardig materiaal, maar ook van nematoden, microscopisch kleine wormpjes. 

Vliegenzwam (Amanita muscaria)

Bloeitijd: juli - november

De vliegenzwam is waarschijnlijk de bekendste paddenstoel van Nederland, de rood met witte stippen paddenstoel. Deze soort komt verspreid over Nederland voor, met een voorkeur voor de zandgronden en in mindere mate op veengrond. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Deze paddenstoel komt meestal voor in loofbossen, maar ook in lanen of parken. De paddenstoel die je boven de grond ziet is het vruchtlichaam (bloem) van een groot schimmelnetwerk onder de grond. Dit netwerk leeft in symbiose met verschillende soorten bomen. Vaak is dit met de berk, maar ook met de tamme kastanje, de eik, de beuk, de den of de spar.

De vliegenzwam heeft een donkerrode hoed met witten stippen. De hoed is tussen de 5 en 20 cm groot. Deze witten stippen zijn restanten van het witte omhulsel waar de paddenstoel in zat voordat hij uit de grond omhoog kwam. Bij erg regenachtig weer kunnen deze stippen er ook afspoelen. De plaatjes onder de hoed en de steel zijn wit. De steel is tussen de 10 en 20 cm hoog.

Gewoon eekhoorntjesbrood (Boletus edulis)

Bloeitijd: juli - november

Het gewoon eekhoorntjesbrood behoord tot de familie van de boleten. Grofweg worden de paddenstoelen in twee groepen ingedeeld volgens de manier waarop ze hun sporen onder de hoed verpakken: de buisjeszwammen en de plaatjeszwammen.  Boleten behoren tot de buisjeszwammen en het gewoon eekhoorntjesbrood is algemeen voorkomende soort in Nederland op de arme zandgronden. Op de veen- en kleigrond zie je de soort bijna niet. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Gewoon eekhoorntjesbrood komt meestal voor in loof- en dennenbossen en langs lanen. De paddenstoel die je boven de grond ziet is het vruchtlichaam van een groot schimmelnetwerk onder de grond. Dit netwerk leeft in symbiose met vooral de zomereik en de Amerikaanse eik.

Deze paddenstoel is vaak groot en breed. De hoed van gewoon eekhoorntjesbrood heeft een lichte- tot donkerbruine kleur. De hoed kan tot wel 30 cm groot worden. De onderzijde van de hoed begint wit en wordt later. De steel kan witachtig tot bruin zijn en wordt en kan tot wel 25 cm lang worden. De steel is vaak erg dik. 

Boomkruiper (Certhia brachydactyla)

Broedperiode: april - augustus

De boomkruiper is een klein vogeltje, bovenop hebben ze een bruingevlekt verenkleed en de onderkant is wit. Opvallend is het smalle, langere, naar beneden gebogen snaveltje. Deze gebruiken ze om insecten en andere kleine diertjes overal tussenuit te peuteren. Ze hebben korte poten met lange tenen en teennagels waarmee ze goed grip hebben op de bast van een boom. Het mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. Zoals de naam al zegt, ‘kruipen’ ze langs de boom omhoog opzoek naar eten tussen de schors. Als een boomkruiper boven is dan vliegen ze naar een andere boom om weer opnieuw omhoog te kruipen. Ze zullen nooit naar beneden kruipen. De boomklever, een kleurrijkere grotere vogel, gaat juist wel op en neer. Soms worden deze twee soorten met naam nog wel eens verward, maar het zijn hele andere vogels. 

Het mannetje zingt een opvallend kort en hoog wijsje die niet al te hard klinkt, maar wel vaak al vroeg in het voorjaar te horen is als er nog niet zoveel andere vogels zingen. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je de roep van de ijsvogel horen.

Het vrouwtje van de boomkruiper heeft tussen april en juni vaak 2 nestjes, met 5 tot 7 eitjes. Het nestje wordt vaak achter een stuk loszittend boomschors gemaakt, maar ook wel tussen klimopbegroeiing bij bomen of muren. Ze broeden ongeveer 18 dagen als de jongen uiteindelijk uitgevlogen zijn worden ze nog zo’n 3 weken gevoerd door de ouders. 

De boomklever kun je het hele jaar door in Nederland vinden. Ze leven waar bomen te vinden zijn, zoals bossen en parken. Ze komen vooral voor op de zandgronden. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Vink (Fringilla coelebs)

Broedperiode: maart - juli

De vink kun je het hele jaar door in Nederland vinden, maar een deel van de vinken trekt wel weg naar het Zuid-Europa. Vinken leven vooral in bossen en boomrijke tuinen en parken. Je zult de vink vaak kunnen tegenkomen want het is één van de meest voorkomende vogels in Nederland. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.

Het mannetje heeft in de broedtijd opvallendere kleuren, deze kleuren zijn een stuk valer in de winter. Hij heeft een grijzig petje met een oranjerode borst en wangen, de vleugels zijn zwart en wit. Het vrouwtje valt helemaal niet zo op, zij is vooral vaal bruin. Haar vleugels zijn ook zwart en wit, maar ook valer van kleur. Het mannetje zingt in het voorjaar om aan andere mannetjes te laten weten dat dit zijn territorium is en om vrouwtjes te versieren. Het is een kenmerkende, aflopende zang, met een korte verhoging aan het eind. Deze verhoging wordt ook wel de vinkenslag genoemd. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je de roep van de ijsvogel horen.

Het vrouwtje van de vink heeft in maart tot juli 1 of 2 nestjes, met 3 tot 5 eitjes. Het nestje zit vaak goed verstopt in een struik. Het is gemaakt van mos en gras en vaak bekleed met dierenharen en veren. Het broeden duurt ongeveer 2 weken, waarna de jongen ook nog ongeveer 2 weken op het nest zitten. Na het uitvliegen blijven de jongen nog zo’n 3 tot 5 weken bij hun ouders. Ze eten vooral zaden en zachte plantendelen. In het broedseizoen eten ze juist veel insecten, omdat deze veel eiwitten bevatten wat noodzakelijk is voor de groei van de jongen en het grotere energieverbruik. 

Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)

Vliegtijd: april - oktober

De rosse vleermuis is een grote vleermuis met een spanwijdte tussen de 30 en 40 cm. De kleur van de vacht is helder rossig bruin. De oren, snuit en vleugels zijn donkerbruin. Rosse vleermuizen zijn echte boombewoners, zowel mannetjes, groepen vrouwtjes met jongen en dieren in winterslaap gebruiken holtes in bomen als onderkomen. Het geluid wat deze vleermuis maakt is tussen de 18 tot 25 kHz. Als je gehoor nog goed is dan kun je deze soort met het blote oor waarnemen, anders heb je een batdetector nodig die de frequentie geluid goed op kan vangen.

Deze soort vliegt vaak voor zonsondergang al uit en maakt gedurende de nacht tot drie jachtvluchten. Ze vliegen vaak hoog, tussen de 10 en 40 m en kunnen ook snel vliegen, tot wel 50 km/h. Ze jagen vaak boven water en moerasgebieden en de prooien bestaan vaak uit kevers en nachtvlinders. Ook in zwermen vliegende dansmuggen zijn favoriet.

Mannetjes baltsen in het najaar en lokken vrouwtjes naar hun paarplaats die ze verdedigen tegenover andere mannetjes. Meestal is deze paarplaats een holle boom. Halverwege mei vormen de vrouwtjes kraamgroepjes, deze bestaan gemiddeld uit 20-40 vrouwtjes. In juni en juli worden de jongen geboren na een draagtijd van 70-73 dagen. Vrouwtjes krijgen meestal 1 jong, maar ze kunnen er ook 2 krijgen. De jongen worden in een crèche achtergelaten als de vrouwtjes gaan jagen. Na ongeveer 7 weken zijn de jongen volgroeid en zelfstandig. 

Deze soort komt vrij algemeen en verspreid over Nederland voor. Als er maar bomen staan met geschikte holtes dan kan de rosse vleermuis er wel voorkomen. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.