Kleine plevier - Charadrius dubius

Kleine plevier

(Charadrius dubius)

Vliegtijd: maart - augustus

Kleine plevieren zijn typische pioniers. Ze broeden op niet of nauwelijks begroeide plekken. Oorspronkelijk broedde de soort vooral op grind- en kiezelbanken in rivierdalen, maar tegenwoordig is het merendeel van de individuen op door de mens gecreëerde plekken aanwezig, zoals afgravingen en bouwterreinen. De nesten van de kleine plevier zijn onopvallende kuiltjes, waarin het vrouwtje 3 tot 5 eieren legt.

Plevieren zijn gedrongen vogels met een korte nek en doorgaans puntige vleugels. De kleine plevier is te herkennen aan de duidelijke gele oogring, de zwart-witte tekening op de kop en borst én de zwarte snavel. De soort wordt 14 tot 15 centimeter lang. De kleine plevier is in de zomer te herkennen aan de zang. Dit bestaat uit een snel en hard 'pri-pri-pri-...', zoals hier te horen in een opname van Peter Boesman (XenoCanto).

Deze pleviersoort komt in het overgrote deel van Europa voor. Alleen op de meest Noordelijke plekken is deze soort niet te bekennen. In Nederland zijn er 1500-2000 broedparen. De kleine plevier is een langeafstand-trekker: de soort overwintert in Afrika, ten zuiden van de Sahara.