Boomkruiper

(Certhia brachydactyla)

Vliegtijd: januari - december

De boomkruiper is een klein vogeltje, op de rug hebben ze een bruingevlekt verenkleed en de buik is wit. Opvallend is het smalle, lange, naar beneden gebogen snaveltje. Deze gebruiken ze om insecten en andere kleine diertjes overal tussenuit te peuteren. Ze hebben korte poten met lange tenen en scherpe nagels waarmee ze een goede grip hebben op de bast van een boom. Het mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. Zoals de naam al zegt, ‘kruipen’ ze langs de boom omhoog opzoek naar eten tussen de schors. Als een boomkruiper boven is dan vliegen ze naar een andere boom om weer opnieuw omhoog te kruipen. Ze zullen nooit naar beneden kruipen. De boomklever, een kleurrijke grotere vogel, gaat juist wel op en neer. Soms worden deze twee soorten met naam nog wel eens verward, maar ze lijken absoluut niet op elkaar.

Het mannetje zingt een opvallend kort en hoog wijsje dat niet al te hard klinkt. Het is wel vaak al vroeg in het voorjaar te horen wanneer nog niet zoveel andere vogels zingen. Het vrouwtje van de boomkruiper heeft tussen april en juni vaak 2 nestjes, met 5 tot 7 eitjes. Het nestje wordt vaak achter een stuk loszittend boomschors gemaakt, maar ook wel in de klimop bij bomen of muren. Ze broeden ongeveer 18 dagen. Als de jongen uitgevlogen zijn, worden ze nog zo’n 3 weken gevoerd door de ouders.

De boomklever kun je het hele jaar door in Nederland vinden. Ze leven daar waar bomen te vinden zijn, zoals bossen en parken, maar ook in tuinen met grote bomen worden ze gezien. Ze komen vooral voor op de zandgronden.