Bij de naam cicade denk je misschien aan de grote, luidruchtige insecten die je altijd en overal kunt horen tijdens zomervakanties in Zuid-Europa. Er zijn echter veel meer soorten cicaden en ook in Nederland komen er veel voor. De bloedcicade is er één van. Als je naar de foto kijkt is het niet moeilijk om te bedenken waar de naam vandaan komt. Het zwarte lichaam met helderrode vlekken maken het een opvallend beestje. Net als sprinkhanen en veel andere soorten cicaden heeft de bloedcicade krachtige achterpoten. Hij kan hiermee goed springen en hij gebruikt deze poten dan ook om bij onraad pijlsnel weg te schieten. Vliegen kunnen ze wel maar doen ze eigenlijk amper.
De bloedcicade behoort binnen de cicaden tot een bijzondere groep, de schuimcicaden of ‘spuugbeestjes’. Deze grappige naam hebben ze te danken aan het feit dat de jonge dieren (die geen larven maar nimfen worden genoemd omdat ze geen verpopping doormaken) schuimnestjes maken om zichzelf te beschermen. In deze nestjes zijn ze beschermd tegen roofdieren (het schuim is vies), uitdroging, kou en hitte. De schuimnestjes van de nimfen van de bloedcicade zie je zelden omdat ze onder de grond gemaakt worden. De nimfen voeden zich hier met sappen van plantenwortelen (hier wordt ook het schuimnest van gemaakt). Een andere algemene soort van de familie is het schuimbeestje. Deze soort maakt de schuimnesten bovengronds (vaak in pinksterbloemen) en deze kun je dan ook regelmatig vinden in het voorjaar. De bloedcicade is een algemene soort die door vrijwel heel Nederland te vinden is.