Trekrus

 (Juncus squarrosus)

Bloeitijd: juni - augustus

Trekrus is een stugge soort, die niet zomaar uit de grond te trekken is. De trekrus heeft olijfgroene bladeren aan de voet van de stengel, die een rozet vormen. De plant heeft een meer-koppige wortelstok, waarop de planten dicht bij elkaar staan en een pol vormen. Naarmate de plant ouder wordt, breidt deze pol zich naar buiten uit, terwijl de binnenkant afsterft. Hierdoor ontstaat een soort heksenkring.

De bloeistengels van de trekrus ontspruiten zich in de oksels van de rozetbladeren. De bloemen zijn ongeveer 5 milimeter groot en zijn bruin van kleur, met een stompe top. De plant heeft doos-vruchten met een spitsje, die iets boven de bloemdekbladen uitsteekt.

Trekrus komt voor in het noorden, zuiden en westen van Europa. Verder is de soort in Noord-Afrika en het zuiden van Groenland waargenomen. In Nederland komt de soort vooral in het oosten van het land voor. Trekrus staat op zure en natte bodems, op open tot begroeide gronden. Het is een echte tredplant: trekrussen groeien op plekken die vaak betreden worden, zoals paden.