De basiskleur van deze libellen is zwart. Tussen het zwart hebben de mannetjes heldere groene en blauwe vlekken, terwijl de vrouwtjes alleen groene vlekken hebben. Er zijn in Nederland een aantal soorten grotere libellen waarmee je de blauwe glazenmaker kunt verwarren, maar met behulp van het patroon en de kleuren van de vlekken op het achterlijf en het borststuk zijn ze met een beetje oefening allemaal redelijk goed uit elkaar te houden. De blauwe glazenmaker wordt 6,5 tot 7 cm lang.
Het eitje van de blauwe glazenmaker overwintert één keer onderwater voordat het uitkomt. De larve brengt vervolgens meestal nog één winter in het water door voordat hij uitsluipt. Dat doen ze meestal op ongeveer 30 centimeter hoogte in water- en oeverplanten. De huidjes zijn 3,5 tot 4 cm.
De blauwe glazenmaker komt door heel Nederland eigenlijk wel voor. Je kan ze zelfs wel in de tuin tegenkomen. In gebieden waar geen bos is, zie je ze minder. In Zeeland en rond het IJsselmeer, komen ze minder voor. De soort heeft een voorkeur voor stilstaand water, maar af en toe wordt hij ook bij langzaam stromende beken en rivieren gevonden. Ook als het water volledig in de schaduw ligt komt de blauwe glazenmaker er wel voor, terwijl andere soorten liever water hebben dat (deels) in het zonnetje ligt.