De grote weerschijnvlinder is een grote vlindersoort, met voorvleugels tot wel 4 centimeter lang. Mannetjes hebben een blauwpaarse glans aan de bovenkant van hun vleugels, die bij de vrouwtjes ontbreekt. Aan de bovenkant van de voorvleugel, vlakbij de achterrand, bevindt zich doorgaans een zwarte vlek.
Deze vlindersoort paart in de kruin van bomen. Tijdens het paren dragen mannetjes zout over aan de vrouwtjes, wat ervoor zorgt dat de eitjes zich beter ontwikkelen. Om voldoende zout te verzamelen drinken mannetjes het sap van kadavers en soms zelfs van zwetende mensen! De prachtige, groene rups van deze vlinder eet op een karakteristieke manier aan beide kanten van de hoofdnerf van bladeren. Als je goed oplet kan je hierdoor zien waar de rups geweest is.
De grote weerschijnvlinder was aan het begin van de 20e eeuw vrij algemeen in Nederland. De jaren daarop is de vlinder sterk achteruitgegaan, totdat er rond het jaar 2000 nog ongeveer 10 populaties over waren. Inmiddels breidt de soort zich weer uit en is de grote weerschijnvlinder niet meer bedreigd in Nederland. Deze vlindersoort komt voor in bossen en struwelen, waar wilg de voedselplant van deze soort is.