Water

Water is voor alle organismen op aarde van levensbelang. Een grote groep planten en dieren is zelfs zo aangepast aan water dat ze er (een deel van) hun hele leven in doorbrengen. Een goede waterkwaliteit is dan ook zeer belangrijk. Gelukkig is de waterkwaliteit in Nederlande de afgelopen 20 jaar sterk verbeterd. Sommige soorten profiteren dan ook duidelijk van deze verbeteringen en zijn in aantallen vooruit gegaan. Helaas zien we nu ook weer een keerpunt ontstaan door de extreme droge zomers en ook winters van de afgelopen jaren, waardoor verschillende soorten weer in aantal achteruit zullen gaan.

Hieronder worden verschillende soorten besproken die je in en om het water kunt vinden.

Gele lis (Iris pseudacorus)

Bloeiperiode: mei - juli

Gele lis is de geelbloemige variant uit de familie van de lissen, waar ook de krokus bij hoort. De soort komt veel voor in de oevers van Nederlandse wateren. In tuinwinkels vind je ook een paarsbloemige variant. Als de gele lis is uitgebloeid, ontstaan er bruine, driehoekige zaaddozen aan de plant. De zaden liggen als drie rolletjes drop tegen elkaar aan in de zaaddoos. Eenmaal rijp en uitgedroogd, barst de zaaddoos open en vallen de zaden in het water. De zaden kunnen heel goed drijven, waardoor de zaden, via het water, door de wind over grote afstanden meegevoerd worden naar nieuwe groeiplaatsen. 

Er bestaat een snuitkevertje dat zich helemaal heeft gespecialiseerd op gele lissen, de lissnuitkever. Het insect leeft als larve in de zaaddoos en als volwassen dier vind je deze kevers ook in de bloemen.

De gele lis is een soort van zonnige tot licht beschaduwde natte plaatsen langs (matig) voedselrijke, hooguit zwak stromende zoete wateren. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort in Nederland groeit. 

Witte waterlelie (Nymphea alba)

Bloeiperiode: mei - augustus

De witte waterlelie is een echte waterplant met grote ronde bladeren die op het water drijven, die vast zitten aan wortelstokken die onderwater in de bodem zitten. Deze plant kan hele grote oppervlaktes van het water bedekken. Deze plant komt voor in allerlei soorten wateren, bijvoorbeeld meren, vijvers, kanalen, langzaam stromende beken of rivieren. Vanaf mei komen de grote witte bloemen tevoorschijn. In het midden zijn de bijna 100 gele meeldraden duidelijk te zien met daarom heen de 20 witte kroonbladeren. De grootte van deze bloemen kan variëren van 6 tot wel 18 cm en is daarmee de grootste wilde bloem in Nederland. De bloemen bloeien maar een paar dagen en worden vooral bezocht door kevers, vliegen, hommels en bijen. De bevruchte bloem worden onderwater getrokken en rijpen daar verder. Uiteindelijk rot de vruchtwand weg en komen de zaden bovendrijven en verspreiden zich al drijvend op het water. 

De witte waterlelie groeit in vele typen wateren en komt algemeen voor in de laagveengebieden, het rivierengebied en het noordoosten van ons land. Op andere plekken is de soort vrij zeldzaam. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort in Nederland groeit.Soortbeschrijving

Stekelbaars (Gastereiformes)

In Nederland komen twee soorten stekelbaarsjes voor, de driedoornige stekelbaars en de tiendoornige stekelbaars. Beide soorten zijn kleine visjes en komen beide algemeen en verspreid over Nederland voor, al is het driedoornig stekelbaarsje schaarser aanwezig in het noordoosten van het land. Klik maar eens op de kaartjes om te zien waar de soorten pas nog gevonden zijn.

Driendoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus)

Paaitijd: april - juni

De driedoornige stekelbaars is een klein visje met op zijn rug 3 harde stekels. Deze stekelbaarsjes zijn bruin-groenig van boven en hebben zilverkleurige flanken. Op deze flanken hebben ze vaak donkere strepen of vlekken. In de paaitijd krijgen mannetjes een felrode onderkant en een blauwachtige rug en ogen. Ze worden maximaal 8 cm lang in zoetwater en 12 cm lang in zoutwater. Het zijn echte zichtjagers en eten vooral kleine waterdiertjes, maar ook kuit en andere kleine visjes.
 

De driedoornige stekelbaars heeft 3 verschillende levenswijzen. De eerste leeft permanent in zoetwater, de tweede groeit op in zee en plant zich voort in zoetwater en de derde leeft permanent in zee in het zoute water.

In de paaitijd bouwt het mannetje een nestje van planten en zaden met een lijmachtige afscheiding. Hij lokt het vrouwtje met zijn kleurige paaikleed naar het nest doormiddel van baltsgedrag. Na het bevruchten van de eitjes beschermd hij het nest tot de eitjes uitkomen. 

Tiendoornige stekelbaars (Pungitius punitius)

Paaitijd: april - juli

De tiendoornige stekelbaars dankt zijn naam aan de 8 tot 10 stekels, die het visje op zijn rug draagt. De flanken zijn olijfgroen met donkerdere strepen of vlekken. In de paaitijd krijgen ze een donkerdere kleur, de mannetjes nog weer donkerder dan de vrouwtjes. Het stekelbaarsje is de kleinste vissoort die in Nederland in het wild thuis hoort en wordt maximaal 7 cm lang. Dit visje leeft al duizenden jaren in Nederland, maar wordt meestal niet heel oud, 1 tot 2 jaar. 

De tiendoornige stekelbaars leeft vooral in kleine stilstaande wateren met veel waterplanten zoals sloten en poelen. Het zijn echte zichtjagers en eten vooral kleine waterdiertjes zoals watervlooien, muggenlarven en borstelwormen.

In de paaitijd is het mannetje donker gekleurd om indruk te maken op het vrouwtje. Het mannetje maakt dan een mooi tunnelvormig nestje van plantenresten tussen de waterplanten. Hij lokt het vrouwtje naar het nest doormiddel van baltsgedrag. Na het bevruchten van de eitjes beschermd hij het nestje tot de eitjes uitkomen. 

Snoek (Esox lucius)

Paaitijd: februari - mei

De snoek heeft een torpedovormig lichaam met een lange kop en een brede bek met scherpe tanden. Het lichaam is groen tot grijs-bruin van kleur met gelige vlekken. Deze vlekken kunnen ook banden vormen. Kenmerkend is het feit dat ze 1 rugvin hebben, waardoor ze van gelijkende soorten zoals de snoekbaars onderscheiden kunnen worden. De vrouwtjes kunnen wel 140 cm lang worden, terwijl de mannetjes veel kleiner blijven, tot 90 cm.

De snoek is een echte roofvis. Ze leven voornamelijk van vissen, maar ze eten eigenlijk alles wat in het water zwemt en in hun bek past zoals amfibieën, jonge vogels of kleine knaagdieren. Ze leven bij voorkeur in heldere, stilstaande of langzaam stromende wateren met veel oever- en onderwaterplanten. In Nederland komen ze bijna in alle wateren wel voor. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de soort pas nog gevonden is.

Het paaien vindt plaats in ondiepe begroeide oevers of ondergelopen weilanden. De lichtgroene eitjes worden niet in nesten afgezet, maar tegen waterplanten geplakt. Een vrouwtje kan wel 15.000-20.000 eitjes per kilogram lichaamsgewicht afzetten. De eitjes worden niet beschermd door één van de ouders. 

Brasem (Abramis brama)

Paaitijd: mei - juni

De brasem is een hoog gebouwde vis die behoort tot de karperachtigen. Jonge dieren zijn zilverkleurig op de flanken, oudere dieren hebben een donkergrijze tot donkerbruine kleur. De vinnen zijn grijs of zwart van kleur. In de paaitijd krijgen de mannetjes witte stippen, dit heet paaiuitslag. Ze kunnen tot 80 cm groot worden, maar in Nederland worden ze meestal niet groter dan 60cm. Brasems leven in scholen samen. 

De brasem heeft een onderstandige bek, een bek die meer naar beneden gericht is. Aan de stand van de bek bij vissen kun je zien hoe ze foerageren. De brasem filtert namelijk eetbare bodemdiertjes uit de modder. Jonge dieren leven vooral van dierlijk plankton dat ze uit het water filteren. Brasems leven bij voorkeur in stilstaand tot langzaam stromende diepere en voedselrijke wateren. In Nederland zitten ze veel in de grote rivieren, meren en kanalen en is het één van de meest algemene vissen. Klik maar eens op het kaartje om te zien waar de soort pas nog gevonden is.

Het paaien vindt bij voorkeur plaats in ondiepe delen van het water. De mannetjes verdedigen een klein territorium, waar ze andere mannetjes uit verjagen. Het vrouwtje zet de eitjes af op waterplanten. Een vrouwtje kan, afhankelijk van haar grootte, tussen de 90.000 en 300.000 eitjes afzetten. Als de jonge visjes uitkomen vormen ze scholen in de oeverzone.

Groene kikker (Pelophylax sp.)

Periode actief: april - september

Het geven van de juiste naam is bij de groene kikkers soms erg lastig. In Nederland kennen we drie soorten groene kikkers die sterk op elkaar lijken. De Europese meerkikker (Pelophylax ridibundus) is de grootste van de drie. Daarnaast kan je ook de bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus) tegenkomen of de poelkikker (Pelophylax lessonae). Om onderscheid te maken tussen deze soorten kun je het beste kijken naar de binnenste teen aan de achterpoot van de kikkers. Aan deze teen zit een graafknobbel. De grootte en vorm van deze knobbel is bij alle drie soorten verschillend. Je kan ook nog kijken naar de lengte van de achterpoten, want ook die verschilt. De meeste groene kikkers kan je vinden in de periode april – oktober. Buiten deze periode is het te koud en houden de dieren zich schuil. 

Poelkikker (Pelophylax lessonae)

De poelkikker is geelgroen van kleur en wordt maximaal 7 cm lang. De vrouwtjes worden vaak iets groter, maximaal 8 cm. Van de in Nederland wonende groene kikkers (buiten de boomkikker) is de poelkikker het vaakst op het land aan te treffen. De poelkikker woont meestal in poelen, vijvers of vennen op de zandgronden en in hoogveengebieden. Daardoor kom je de poelkikker vooral in Oost-Nederland tegen. Klik op het eerste kaartje van de groene kikkers om te zien waar deze soort pas nog gevonden is.  

Bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus)

De bastaardkikker heeft een groene rug met donkere vlekken en over het midden van de rug loopt een lichtgroene streep. Ook bij deze soort blijven de mannetjes kleiner dan de vrouwtjes. Mannetjes worden maximaal 9 cm, terwijl de vrouwtjes maximaal 11 cm worden. De bastaardkikker is een kruising tussen de meerkikker en de poelkikker. Daardoor lijkt de bastaardkikker op beide andere soorten. Ook deze kikker houdt voornamelijk van door de zon beschenen watertjes. Je treft deze soort aan op open plekken in de bossen of op heideterreinen, maar ook in drinkputten. Klik op het tweede kaartje van de groene kikkers om te zien waar deze soort pas nog gevonden is.

Europese meerkikker (Pelophylax ridibunda)

De Europese meerkikker is een vrij grote groene kikker die wel 14 cm kan worden. De vrouwtjes worden doorgaans wat groter dan de mannetjes. Mannetjes blijven qua lengte meestal kleiner dan 10 cm. De meerkikker is donkergroen- tot bruingroen met een duidelijke groen streep over de rug en donkere vlekken. De ogen staan dicht bij elkaar en boven op de kop. Meerkikkers kan je op heel wat plekken tegenkomen, van de laaglanden tot in de bergen en van open landschappen tot diep in het bos, als er maar water en planten in de buurt zijn. In Nederland vind je deze soort voornamelijk in de westelijke helft. Klik op het derde kaartje van de groene kikkers om te zien waar deze soort pas nog gevonden is.

IJsvogel (Alcedo atthis)

broedperiode: februari - juni

De ijsvogel is een opvallende, haast tropische verschijning met zijn felle kleuren. Licht- en felblauw aan de bovenzijde iets donkerde blauw gekleurde vleugels en kop en oranje aan de buikzijde. Het mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit, op één punt na, het begin van de onderkant van de snavel is bij de vrouwtjes oranje en bij het mannetje gewoon zwart zoals de rest van de snavel. IJsvogels zingen niet echt, maar hebben een heel kenmerkende roep, een scherp en hoog fluitend roepje. Wanneer je op het plaatje van de zingende vogel klikt, kun je de roep van de ijsvogel horen.

De ijsvogel broedt in oeverwanden, ze graven een gang met aan het eind een nestholte. Ze beginnen al vroeg in het seizoen met broeden, al vanaf februari. Ze hebben meerder legsels per jaar met gemiddeld 6 tot 7 eieren. IJsvogels broeden samen de eieren uit in ongeveer 3 weken, daarna zijn de jongen nog zo’n 3 tot 4 weken in het nest.

IJsvogels eten vooral vis, maar ook insecten die in het water leven. Ze zitten veel in takken die over het waterhangen van waaruit ze in het water naar hun eten speuren. Zien ze iets, dan duiken ze met een korte snelle vlucht het water in. Na de duik komen ze vaak weer naar dezelfde tak terug en als ze iets gevangen hebben slaan ze dit dood tegen het takje om het daarna door te slikken.

De ijsvogel kun je het hele jaar door in Nederland vinden. Ze leven vooral bij zoet stromend water, bijvoorbeeld beken en rivieren. Dit komt omdat ze vis en soms andere waterdieren eten die ze uit het water vangen. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog gezien zijn.